Paus Johannes Paulus II en kardinaal Ratzinger, de huidige paus Benedictus XVI.
Na het concilie schoof de Kerk steeds verder naar rechts op. Met name onder het pontificaat van Johannes Paulus II werden de wensen van de concilievaders op een eigenzinnige wijze geïnterpreteerd. Deel 7 van het conciliefeuilleton van Ernst Bolsius SJ.
Een voorbeeld van een fanatieke tegenbeweging is het Pius-X-broederschap, dat zich afscheidde van de Kerk, en een eigen leven begon te leiden met eigen bisschoppen en priesters, en een eigen op tridentijnse leest geschoeide liturgie. Met name paus Benedictus XVI heeft geprobeerd deze groep weer binnen de kerkelijke geledingen te krijgen, met allerlei concessies van de kant van Rome; maar zij was nauwelijks ertoe geneigd om zich aan het gezag van de paus aan te passen, en tot op heden is het niet gelukt om haar weer in de kerk op te nemen. Uiteindelijk bleek het streven van Benedictus weinig succes te hebben, en een bron van frustratie te worden, omdat de groepering als geheel er niet op uit lijkt om verzoening met Rome te zoeken.
Intussen heeft de Kerk zich na het concilie in steeds rechtser richting bewogen. Oorzaak daarvan was vooral het denken en handelen van de zeer mediagenieke en gezagsvolle paus Johannes Paulus II, die van de eigentijdse situatie bekwaam gebruik maakte om zijn eigen, vooral op Poolse toestanden gegronde inzichten in de gehele wereld in te voeren. Hij kwam op de jonge generaties over als een moedig en standvastig lichtpunt in de verwarrende, zich snel ontwikkelende geschiedenis van de tijd, die hij ongetwijfeld sterk heeft beïnvloed.
Daarbij sneuvelden nogal wat nadrukkelijke wensen van de bisschoppen van het Tweede Vaticaans Concilie, maar Johannes Paulus probeerde ‘zijn’ Kerk , als sterk gezaghebber, door moeilijke situaties heen te sturen, waarbij hij terugviel op vroegere patronen. Johannes Paulus II heeft zodoende veel bereikt, ook op politiek gebied door de val van het communisme, maar tegelijk heeft hij enkele belangrijke resultaten van het Tweede Vaticaans Concilie laten varen, met als argument dat die door latere ontwikkelingen anders geïnterpreteerd moesten worden.
Onder zijn opvolger, paus Benedictus XVI, als kardinaal Ratzinger hoofd van het voornaamste kerkelijk orgaan in de pauselijke curie, het Heilig Officie, later de Congregatie van de geloofsleer genoemd, werd deze richting doorgezet. Deze paus is minder dan zijn voorganger een bestuurder, maar veel meer een theoloog, die een goede indruk maakte op de wereld door zijn eerste encyclieken over fundamentele geloofskwesties. Tijdens zijn pontificaat stak een storm op in de Kerk door de kwesties rond het seksuele misbruik van jonge mensen door leden van de geestelijkheid in verscheidene landen. Wat aanvankelijk een beperkt probleem leek, gemakkelijk op te lossen binnen kerkelijke grenzen, ontpopte zich als een probleem van buitengewone proporties, waarbij de Kerk zich gedwongen zag om van tactiek te veranderen: de kwestie kon niet meer binnenkerkelijk worden opgelost, maar moest overgelaten worden aan buitenkerkelijke rechtsinstanties, die volgens het staatsrecht moesten handelen. Het probleem kon niet meer verborgen blijven, maar kwam geheel en al in de openbaarheid.
1. Een gespannen start – 2. Verwarring over de liturgie – 3. Hete hangijzers – 4. Herbronning en vernieuwing – 5. De taal van het concilie – 6. Seculier? – 7. De ‘verrechtsing’ van de Kerk – 8. De gezagscrisis – 9. Het heil van de Kerk.