Op 8 december 1965 eindigde het Tweede Vaticaans Concilie. Wat is de erfenis van het concilie? Ernst Bolsius SJ pleit voor een hernieuwde dialoog van onderaf.
Het moge duidelijk zijn, dat collegialiteit in theorie werd aanvaard door de meerderheid van de verzamelde bisschoppen, maar dat er tegelijk in de praktijk na het concilie bijna alleen lippendienst aan werd bewezen. Er werden in Rome bisschoppelijke synodes bijeengeroepen, maar die hadden in de praktijk weinig effect. Ook binnen de bisdommen, uitzonderingen daargelaten, had het contact tussen bisschoppen en priesters, en tussen priesters en leken, meer het karakter van een dialoog tussen gezag en onderdanen, dan het karakter van een dialoog tussen broeders en zusters.
Nu de Kerk in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw geschokt is door meerdere intrinsieke problemen – de Pius-X-groepering, seksueel misbruik, alsook het probleem van liturgische taal en muziek – is het tijd om zich af te vragen of er ook niet iets in de gezagsverhoudingen moet veranderen. Het lijkt alsof de Heilige Geest die altijd de Kerk leidt, met deze problemen iets tot ons allen heeft willen zeggen over het kerkelijk gezag, dat hierdoor telkens opnieuw in het nauw is gekomen. Inzake het seksuele misbruik heeft het zelfs een ‘U-turn’ moeten nemen, met het in eerste instantie toedekken van het probleem “omwille van het heil van de Kerk”, en later met het openbaren van het probleem ook aan niet-kerkelijke instanties, eveneens “omwille van het heil van de Kerk”. Inzake de Pius-X-groepering heeft de paus aanzienlijk gezichtsverlies geleden, nu blijkt dat deze groepering niet van zins is om haar standpunten te veranderen. En wat betreft liturgische taal en muziek hebben kerkelijke maatregelen een storm van protest opgeroepen in veel landen van Europa, nu blijkt dat de oud-nieuwe liturgische taal niet meer beantwoordt aan de verwachtingen van de mensen.
Het lijkt alsof de Heilige Geest iets tot ons allen heeft willen zeggen over het kerkelijk gezag
Onder deze – en andere – problemen ligt de vraag of het geen tijd geworden is voor de Kerk om zich in alle nederigheid te richten tot de vele goed onderlegde en geïnteresseerde leken – mannen en vrouwen – en hen op te roepen om zich in gezamenlijke dialoog te buigen over de kwesties waarover het eenzijdig gezag van de Kerk – niet meer aangepast aan de tijd – telkens struikelt.
In feite zijn er al veel dialogen ontstaan op het laagste niveau van de Kerk: in de vele parochies die de Kerk rijk is. Is het geen tijd geworden om deze spontane ontwikkelingen te formaliseren, en zodoende langzamerhand de verticale gezagsstructuren van de Kerk om te bouwen tot meer horizontale structuren, waarin kerkleden, wat ook hun kerkelijke of maatschappelijke functie is, tezamen schouder aan schouder strijden voor de belangen van de Kerk die de hunne is, maar die tegelijk de laatste tijd flink aan het afkalven is?
Ongetwijfeld hangt veel af van de culturen die heersen in de verschillende landen. Ongetwijfeld zal de paus altijd het primaatschap in de Kerk blijven uitoefenen. Maar is het niet tijd om een halt toe te roepen aan gezagsstructuren die voortdurend vragen oproepen, die steeds meer verouderd blijken, en die door steeds meer mensen worden verworpen? Het komt mij voor dat de Heilige Geest ons allen oproept tot ernstige bezinning, opdat de Kerk een kans krijgt om te blijven leven in een snelle, sterk veranderende tijd.
1. Een gespannen start – 2. Verwarring over de liturgie – 3. Hete hangijzers – 4. Herbronning en vernieuwing – 5. De taal van het concilie – 6. Seculier? – 7. De ‘verrechtsing’ van de Kerk – 8. De gezagscrisis – 9. Het heil van de Kerk.