Paus Franciscus laat in Laudato Si’ de schreeuw van de armen en de schreeuw van de natuur samen klinken. Een uitvoerige analyse van de langverwachte encycliek.
Maandenlang verwacht, door velen al van tevoren becommentarieerd en bekritiseerd, is op 18 juni 2015 officieel de milieu-encycliek Laudato Si’ van paus Franciscus verschenen. Centrale elementen in de boodschap: de gevaarlijke klimaatverandering en de gewetenloze uitbuiting van de natuurlijke reserves bedreigen de toekomst van onze planeet. Het ecologisch probleem is een probleem van gerechtigheid. De mensengemeenschap heeft de macht het roer te wenden en de fatale dynamiek te stoppen. Het vermogen daartoe komt uit de joods-christelijke traditie en de gezamenlijke religies. Het behoeden van de schepping is in die zin een centraal oecumenisch en interreligieus thema.
De diagnose is niet mis te verstaan: wij hebben ons gemeenschappelijk huis mishandeld
Paus Franciscus heeft al met de keuze van zijn naam het behoeden van de schepping tot een centraal streven gemaakt van zijn pontificaat. Overeenkomstig heeft hij als titel voor zijn encycliek het begin gekozen van het Zonnelied van de heilige Franciscus: ‘Geloofd zijt Gij’, waarin de poverello God looft en dankt voor de schoonheid van de schepping. De ondertitel ‘Over de zorg over ons gemeenschappelijk huis van de schepping’ voegt aan de grote terts van het scheppingslied een kleine terts toe.
In het eerste hoofdstuk van het schrijven, waarin de paus zich niet alleen richt tot de katholieken maar tot alle bewoners van de aarde, wordt de consensus van de wetenschappers samengevat: de gevaarlijke verandering van het klimaat is in grote mate door de mens veroorzaakt, die daar ook de verantwoordelijkheid voor moet nemen. Naast de globale temperatuurstijging komen ook de kwestie van het water en het verlies van de biodiversiteit ter sprake. De diagnose is niet mis te verstaan: “Nooit hebben wij ons gemeenschappelijk huis zo mishandeld en beschadigd als in de laatste twee eeuwen.”
In het tweede hoofdstuk schetst de paus een theologie en een spiritualiteit van de schepping. Een grondgedachte daarbij is, dat de schepping aan de mens is toevertrouwd als een geschenk van God, dat beschermd en behoed moet worden. Wij zijn beheerders van onze gemeenschappelijke wereld. Theologisch gesproken is de verstoorde verhouding van de mens tot de schepping van God een uiting van zonde. Daaruit ontstaat de imperatief tot een “ecologische bekering”, die al geformuleerd werd door paus Johannes Paulus II.
Steeds wordt het ecologisch probleem opgevat als een probleem van gerechtigheid. Dat komt tot uitdrukking in de parallelle plaatsing van de schreeuw van de armen en de schreeuw van de natuur. Ook hier kan de paus zich beroepen op Franciscus van Assisi: bij hem “waren de zorg voor de schepping en de zorg voor de armen en verlatenen nauw met elkaar verbonden.” De veroorzakers van de gevaarlijke opwarming en de schade die wordt toegebracht aan het milieu bevinden zich voor het merendeel in de geïndustrialiseerde landen van het noorden, en zij die het meest onder de gevolgen te lijden hebben, in de arme landen van het zuiden.
De ecologische crisis is de manifestatie van de geestelijke crisis van de moderne tijd
Daarom maakt de paus zich het principe eigen van de “verschillende maar gemeenschappelijke verantwoordelijkheid” waar de landen van de Verenigde Naties het over eens werden op hun wereldtop in Rio 1992: in hoofdzaak zijn de industrielanden veroorzakers van de wereldwijde milieucrisis en zij dragen derhalve een grotere verantwoordelijkheid voor de overgang naar een duurzame ontwikkeling.
Verdere thema’s, die in heel de encycliek terugkomen, zijn: de gerechtigheid tussen de generaties, de kritiek op het heersende paradigma van technologie, economie en vooruitgang, de overtuiging dat ecologische, economische en sociale kwesties in een innerlijke samenhang staan, het concept van de globale gemeenschappelijke goederen zoals water, de oceanen, de wouden en de atmosfeer, de eigen waarde van elk schepsel, de noodzaak van nieuwe productie- en consumptiepatronen.
In zijn kritiek op de moderne tijd is de paus duidelijk beïnvloed door het boek van Romano Guardini Het einde van de nieuwe tijd (Das Ende der Neuzeit): de ecologische crisis is de uiterlijke manifestatie van de ethische, culturele en spirituele crisis van de moderne tijd. Maar hij vervalt daarbij niet in een cultuurpessimisme en onderscheidt gedifferentieerd dat de moderne tijd en de technische vooruitgang ook positieve kanten hebben.
Met deze encycliek biedt de paus zijn ecologische Magna Carta aan, waar hij zeker op zal terugkomen in zijn toespraken in het Amerikaanse congres en voor de Verenigde Naties in september van dit jaar. Sommigen hadden misschien meer concrete handelingsvoorstellen verwacht. Maar de paus zegt uitdrukkelijk dat hij geen beslissingen wil nemen over wetenschappelijke kwesties en ook de plaats niet wil innemen van de politiek, maar wil uitnodigen tot een eerlijk en transparant debat. Laudato Si’ is rijk genoeg om zowel de internationale politiek alsook de oecumenische en interreligieuze dialoog en het concrete werk in de geloofsgemeenschappen te inspireren en te bevruchten. Een rode draad bij het verwerken zou kunnen zijn: globaal denken – lokaal handelen.
De paus benadrukt dat consumeren ook een morele dimensie heeft
Daarbij kan in de kerken een verbinding gemaakt worden met reeds bestaande initiatieven voor kerkelijke projecten om energie te sparen, richtlijnen voor bouwen met efficiënte energievoorzieningen en programma’s om het gebruik te bevorderen van energielevering die aangepast kan worden. In Duitsland werd een oecumenisch project ontwikkeld voor ‘kerkelijk milieumanagement’. De paus benadrukt dat consumeren niet alleen een economische, maar ook een morele dimensie heeft. In overeenstemming daarmee zouden kerken hun mogelijkheden uit moeten buiten om de macht van de consument politiek werkzaam te laten worden en bijvoorbeeld producten van firma’s die ecologische richtlijnen aan hun laars lappen, boycotten. Het is een begin, dat over de hele breedte van de kerkelijke activiteiten en organisaties verspreid zou moeten worden en ook over de hele samenleving.