Armen helpen is niet meer voldoende vandaag: we willen ook de armoede zelf bestrijden. Maar hoe? En hoeveel ongelijkheid kunnen wij verdragen?
Rijke mensen moeten meedelen met arme mensen. Voor christenen gaat die oproep heel ver: “totdat niemand nog te weinig en niemand nog te veel heeft”. Zo heeft men gedurende vele eeuwen gepredikt, met min of meer succes. In de tijd van Jezus, en nog lang daarna, was de armenzorg een verantwoordelijkheid voor de rijken.
Wij kunnen geen vrede meer nemen met de zorg voor die weinige arme mensen waarmee wij in contact komen
Maar de tijden zijn veranderd. Nu willen wij meer dan de armen helpen: nu willen wij de armoede bestrijden. Dat kon men in vroegere eeuwen niet verhopen. Er waren toen nu eenmaal te veel armen en te weinig rijken. Maar nu moet dat wel kunnen. Daarvoor rekenen we niet enkel op de goede wil van rijke en edelmoedige mensen, maar ook en vooral op onze overheid.
Er zijn nogal wat mensen die de verstaatsing van de armenzorg betreuren. Dientengevolge hoeven mensen zich niet meer persoonlijk verantwoordelijk te voelen voor het lot van de armen. Ze kunnen ze zich ervan afmaken met de gedachte dat de overheid voor de armen zal zorgen: de overheid en niet wijzelf of onze parochies of onze verenigingen. Dat zou betekenen dat de ware zorg voor de armen niet langer een persoonlijke relatie met de armen vereist. Nochtans was de persoonlijke zorg voor de armen het ideaal dat in de evangelies aan de gelovigen werd voorgehouden.
Maar in onze tijd gaat het er nu eenmaal anders aan toe. In onze samenleving kan de overheid veel meer geld ophalen dan individuen spontaan zouden willen afstaan aan de armen. De overheid dwingt ons tot solidariteit. En dat is ook wat wij van haar verlangen. Wij kunnen geen vrede meer nemen met de zorg voor die weinige arme mensen waarmee wij toevallig in contact komen. Wij willen de armoede bestrijden, dat wil zeggen: alle armen helpen, ook de onbekende. Wij vertrouwen erop dat dit ooit zal lukken met de hulp van een overheid die de economische welvaart kan aanzwengelen en over het fiscaal apparaat beschikt om belastingen te innen. Die dus over instrumenten beschikt om de strijd tegen de armoede aan te vatten.
Moeten gelovigen nog meer doen dan de strijd aanbinden tegen de armoede? Ja, ze moeten verlangen dat ook de grote ongelijkheden tussen rijke en arme mensen zouden verdwijnen. Zij moeten niet enkel de grote armoede bestrijden, maar ook de grote rijkdom. Met dat voorstel komen weinig politici graag voor de dag.
Welke ongelijkheden zijn echt storend en onrechtvaardig te noemen?
Waarom? Dat staat te lezen in de parabel van de arme Lazarus. Ook als die aan de poort van de rijke vrek de nodige aalmoezen had gekregen, ook dan was de rijke vrek niet vrij te pleiten. Wel als hij Lazarus in zijn huis had opgenomen en had bejegend als een gast. Maar dat heeft hij niet gedaan: de ongelijkheid was te groot. Die arme schooier had hij niet eens gezien, die was voor hem geen echte medemens en geen kind van God. Die moedwillige blindheid was zijn grote zonde.
Gewag maken van onduldbare ongelijkheden in onze samenleving is moeilijke vragen oproepen. Welke ongelijkheden zijn echt storend en onrechtvaardig te noemen? Pas geleden pleitte iemand in de krant voor de afschaffing van de eerste klas in onze treinen. Hij vond dat wij allen samen moeten reizen in de tweede klas. Wie vindt dat de ongelijkheid in de trein niet echt storend mag heten, zal zich hopelijk ergeren aan andere ongelijkheden: de ongelijkheid qua onderwijskansen, qua medische zorgen, enzovoort.
Gelovigen moeten gevoelig zijn voor ongelijkheden die de verhoudingen tussen de mensen grondig verstoren. Maar dan stoten ze alweer op vragen die ze niet mogen ontwijken, ook als ze op het eerste gezicht te ingewikkeld lijken om er zich een opinie over te vormen. Bijvoorbeeld: kan ons politiek beleid herverdelend zijn van rijk naar arm zonder de motivering aan te tasten om vooruit te komen? Op dergelijke vragen is het moeilijk meteen een antwoord te geven. Niettemin moeten de gelovigen hieraan aandacht besteden en blijven besteden om daarna politieke keuzes te maken in eer en geweten.