Christenen citeren de passages uit de Bijbel die hen aanstaan en vergeten de passages die hen niet aanstaan, zegt atheïst Etienne Vermeersch. Klopt dat? En zo ja: kan het anders?
Etienne Vermeersch, de Vlaamse voorman van het atheïsme, heeft een boek gepubliceerd getiteld Over God. Daarin verwijt hij de gelovigen onder meer dat zij in hun Bijbel niet lezen, en niet willen lezen wat er staat. Talrijk zijn de passages, zo zegt hij, met verwerpelijke morele boodschappen, passages die aansporen tot volkerenmoord, tot onderdrukking van de vrouw, tot instemming met de slavernij. En dat alles in de naam van God. Hoe anders zijn de waarden die dankzij de Verlichting, en niet dankzij een goddelijke openbaring, vervat zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hoe kan die Bijbel doorgaan voor de openbaring van een almachtige, alwetende, algoede God?
Hij heeft een punt. De gelovigen lezen de Bijbel heel selectief. Wij citeren de passages die ons aanstaan en wij vergeten, min of meer opzettelijk, de passages die ons niet aanstaan. Maar Vermeersch vergeet dat het altijd zo is geweest en dat wij niet anders kunnen dan de Bijbel selectief lezen.
In de Bijbel gaan verschillende stromingen met elkaar in debat
De eerste christenen hebben stukken van de Bijbelboeken ‘veronachtzaamd’, een goede manier om een zeker voorbehoud aan te tekenen. En soms hebben zij er een allegorische betekenis aan gegeven. Soms hebben ze zelfs eerder aanvaarde Bijbelse stellingen uitdrukkelijk tegengesproken. Ook Jezus leverde al kritiek op onderdelen van de geloofstraditie van Israël: “Gij hebt gehoord… Maar ik zeg u…”.
Toch hebben zij de Bijbelse traditie niet in dezelfde mate verloochend als de vroege ketter Marcion in de tweede eeuw. Die wilde van de Bijbelboeken niet veel meer overhouden dan een door hem uitgezuiverde versie van het evangelie van Lucas en een aantal eveneens door hem uitgezuiverde brieven van Paulus.
De verleiding waaraan Marcion heeft toegegeven, kunnen wij enigszins begrijpen. De gelovigen kunnen niet anders dan de Bijbelse boeken selectief lezen omdat daarin verschillende stromingen aan het woord komen en met elkaar in debat gaan. Het siert de latere joodse redacteurs dat ze die stromingen naast elkaar bewaard hebben. Ze wisten ook wel dat de profeten weliswaar voor dezelfde vragen stonden maar op die vragen niet altijd hetzelfde antwoord gaven. En zij wisten uiteraard ook dat er in de geschiedenisboeken ergerlijke, weinig stichtende dingen gebeurden. Oudere verhalen hebben ze desnoods opnieuw verteld, aangevuld of aangepast, zoals in het boek Deuteronomium, zonder de oude versie te verbranden. Dankzij hun ruimdenkendheid krijgen latere generaties een beter beeld van de geschiedenis van hun religieuze cultuur.
Met de idee van de Bijbel als cultuurgeschiedenis heeft onze atheïstische voorman niet veel moeite. Maar hoe is die idee te rijmen met de Bijbel als de openbaring van God? Is die openbaring niet al te onduidelijk geweest? Kon God niet beter? Dat de fundamentalistische en/of de letterlijke lezing van de Bijbel grondig fout is, dat moeten gelovigen grif toegeven. Moeten zij ook niet toegeven dat die letterlijke lezing vele eeuwen lang dominant is gebleven en onnoemelijk veel schade heeft aangericht (en blijft aanrichten)?
Atheïsten helpen gelovigen zich te ontdoen van een onvolgroeid godsbeeld
Vermeersch heeft alweer gelijk, tot op zekere hoogte. Hij getuigt echter zelf van een selectieve lezing van de joods-christelijke geloofstraditie. Er zij wel degelijk grote inspanningen geleverd om te komen tot de idee van een geleidelijke goddelijke openbaring, van de tijd van de oude Bijbelse geschriften tot op de dag van vandaag. Al in de tweede eeuw kwam Ireneus van Lyon met het gelukkige denkbeeld van de ‘goddelijke pedagogie’. De openbaring is als een leerproces dat tijd vergt en dat gebruik maakt van de beschikbare menselijke mogelijkheden. Het vordert dikwijls met kleine en soms met grotere sprongen. Soms lijkt het zelfs terrein te verliezen. Niettemin kunnen we merken dat de Geest ons werd beloofd zich heeft laten gelden.
Aan atheïsten die zich ontpoppen tot critici van onze lezing van de Bijbel zijn gelovigen soms heel wat dank verschuldigd. Ze helpen de gelovigen, vooral maar niet alleen de fundamentalistische, zich te ontdoen van een onvolgroeid godsbeeld. Zouden ze ons nu ook behulpzaam willen zijn bij het verspreiden van een zuiverder godsbeeld? Nee, dat willen zij niet, dat is te veel gevraagd. De gelovigen zullen het zelf moeten doen.