De bundel Het Lucasevangelie onder de loep is volgens Pieter van Petegem een goede inleiding voor iedereen die meer wil weten over de werkwijze van Lucas.
Binnenkort begint een nieuw liturgisch jaar, met de bijhorende lezingencyclus. Voor de zondagsliturgie vatten we het C-jaar aan, wat betekent dat we het evangelie volgens Lucas voorgeschoteld krijgen.
De bloemlezing voor de zondagse eucharistie stelt ons echter niet altijd in staat om een evangelist goed te leren kennen. Het loont de moeite om daarvoor een commentaar ter hand te nemen. Als een geheelcommentaar te hoog gegrepen is, kan de recent verschenen bundel artikelen van Nico Riemersma, Het Lucasevangelie onder de loep – opbouw, stijl en theologie, een aangename manier zijn om te proeven zonder je te overeten.
Je leert onder andere dat je voor de macrostructuur van dit evangelie niet enkel naar de hoofdstuknummering moet kijken. Lucas houdt er namelijk van om door (het niet steeds vertaalde) ‘en het gebeurde’ episodes af te bakenen. Je krijgt zicht op de plaats van de duivel/satan bij Lucas, de rol van de barmhartigheid en de termen die ervoor gebruikt worden.
Veel aandacht voor de kindheidsverhalen, die eigen materiaal zijn van Lucas
Ook ontdek je dat Lucas zich overvloedig bedient van werkwoorden die betrekking hebben op ‘beweging’, omdat de evangelist beseft ‘dat over de weg des Heren niet anders dan onderweg gesproken kan worden.’ Het thema klinkt zelfs door wanneer van de blinde Bartimeüs gezegd wordt dat hij ‘naast de weg’ zit (Lc 18,35). Pas na de ontmoeting met Jezus worden hem de ogen geopend om ‘de weg des Heren’ te volgen.
Veel aandacht gaat uit naar de kindheidsverhalen, die eigen materiaal zijn van Lucas, en naar de plaats van Johannes de Doper. Opmerkelijk genoeg hebben zowel Jezus als Johannes trekken van de profeet Elia. Maar bij Johannes zijn het enkel die van Elia, de wegbereider van de Heer, zoals we die in het boek Maleachi vinden. Riemersma wijst erop dat Johannes’ functie als wegbereider bij Lucas immers veel belangrijker is dan zijn functie als doper.
Hij behoudt weliswaar zijn traditionele naam ‘de Doper’, maar zijn tegenwoordigheid wordt ondertussen netjes weggegomd bij de doopscène van Jezus. Lucas heeft de doop van Jezus in de chronologie zó verplaatst dat er pas over gesproken wordt na de gevangenneming van Johannes. Daardoor komt alle nadruk op Jezus te liggen. We moeten daarom, anders dan de tussentiteltjes in de meeste vertalingen aangeven, hier (in Lc 3,21-22) het openbare leven van Jezus laten beginnen.
Moeilijker om te lezen zijn de stukjes waarin een perikoop op basis van de Griekse tekst tot in detail wordt onderzocht. De moedige lezer vindt wel enkele kleurrijke pareltjes. Zo is het verfrissend om het woordspel met ‘vader’ te zien in het antwoord van de 12-jarige Jezus wanneer zijn moeder hem eindelijk terugvindt in de tempel (Lc 2,49).
De moedige lezer vindt wel enkele kleurrijke pareltjes.
Je leert ook opmerken dat wanneer Jezus in de poort van de stad Naïn recht doet aan een weduwe door haar zoon terug op te wekken, hij de oudtestamentische profetische traditie waar maakt: ‘God heeft omgezien naar zijn volk,’ roepen de omstaanders uit (Lc 7,16). Zelfs de zinsbouw van het overbekende gebed van de boetvaardige tollenaar wordt betekenisvol: ‘God ontferm u over mij, zondaar’ (Lc 18,13). De hele situatie en de inhoud van de smeekbede wordt erin uitgedrukt: God staat voorop, en de zondaar helemaal achteraan, op afstand, met de vraag om die afstand in ontferming te overbruggen.
Ja, het is passend en aangenaam dat er bij gelegenheid van het liturgische nieuwjaar een Nederlandstalig werk over het Lucasevangelie verscheen. Maar precies daarom is het jammer dat het te veel bij een gelegenheidsverzameling artikelen blijft, zonder ooit een samenhangende vulgariserende inleiding te worden.