De mystieke teksten van korangeleerde Said Nursi zijn nog altijd voedsel voor meditatiegroepen in Turkije en West-Europa. Jan Peters diept een parel op en duidt de mysticus.
Said Nursi heeft de donkere nacht van de godverlatenheid ervaren. Hij was toen ruim veertig jaar oud en maakte van nabij de overgang mee van het islamitische Ottomaanse Rijk naar de moderne, westers-georiënteerde Turkse staat. Het was 1920, na de verloren Wereldoorlog.
Said werd geboren in het uiterste oosten van Turkije, een achtergebleven, onontwikkeld gebied. Koerdisch gebied, waar maar weinig mensen Turks spraken. Na zijn traditionele islamitische opleiding ontdekt hij de moderne natuurwetenschap en de westerse filosofie. Mede dankzij veel zelfstudie raakt hij erin thuis. Hij is ervan overtuigd, dat de combinatie van de islam en de moderne wetenschap Turkije en de islamitische wereld vooruit kan helpen, en zeker ook zijn eigen geboortestreek. Modern onderwijs en studie zijn van groot belang, samen met een grondige kennis en beleving van de islam. “Kennis van het hart en kennis van het verstand”. Vanuit zijn eigen achtergrond op het platteland ervaart hij ook de natuur als een bron van wijsheid en een verwijzing naar God zelf.
Hij is ervan overtuigd dat een dergelijke samenleving leeg en zielloos zal zijn
Hij zet zich in voor de sociale ontwikkeling van zijn geboortestreek en voor modern onderwijs. Hij onderstreept dat door zijn opvallende kleding, de lokale Koerdische dracht, en door zijn ascetische levenshouding. Intussen maakt hij zelfs plannen voor een nieuwe universiteit in oost-Turkije, met naast een faculteit islamitische wetenschappen ook een faculteit natuurwetenschappen. Hij pleit ervoor tot in de hoogste kringen van het Ottomaanse Rijk.
De eerste wereldoorlog strooide echter roet in het eten. In de oorlog tegen Rusland moet ook hij in dienst. Na de verloren oorlog komt Atatürk aan de macht, die van Turkije een moderne westerse staat wil maken, naar het voorbeeld van Frankrijk, waar in het openbare leven godsdienst geen plaats mag hebben.
Said raakt hierdoor gedesillusioneerd. Hij is ervan overtuigd dat een dergelijke samenleving leeg en zielloos zal zijn, een spirituele grond en een basis voor de moraal ontbeert. Hij ageert scherp tegen deze uitsluiting van de godsdienst.
Na het boven weergegeven eerste couplet gaat zijn gedicht als volgt verder:
En ik zag het verleden:
dood, leeg en angstaanjagend:
een eindeloze ruimte en een onbegrensde tijd
als een duistere woestijn.
Zoekend naar uitkomst
zocht ik mijn heil in het gebed.
Toen ik daarin mijn groet aan de schepping uitte,
kwam het heelal plotseling tot leven.
Het verrees, vol leven en vol licht,
het werd de stralende afspiegeling van de Levende en de Eeuwige.
Ik zag, dat het samen met alle leven
doorlopend de Levende en Eeuwige groette
samen met alles wat het aan leven in zich draagt.
Toen begreep ik, met helder inzicht,
ja met absoluut zekere kennis.
(Passage uit de Risale-i Nur)
Rond 1920 komt zo de ommekeer in zijn leven: de ‘oude Said’ sterft, een ‘nieuwe Said’ staat op. Hij zegt zijn activistische leven vaarwel en keert zich volledig tot het geloof. Naast de natuur is dan de Koran de belangrijkste bron van wijsheid.
Ik zag, dat het samen met alle leven doorlopend de Levende en Eeuwige groette
Desalniettemin wordt hij verbannen naar het oosten van het land en later ook verschillende malen gevangengezet. Die ballingschap beschouwt hij ook als een teken en zegen van God. Said overlijdt in 1960.
In zijn ballingschap schrijft hij zijn beschouwingen over de tekst van de Koran. Deze zijn in vier banden gepubliceerd als Risale-i Nur, de Brief van het Licht. Nog steeds vormen deze teksten een inspirerende basis voor Turkse meditatie- en studiegroepen, ook hier in West-Europa.