Als de wijzen de nieuwe koning niet in Jeruzalem aantreffen, vinden ze dat wat vreemd. Totdat gaat dagen dat ze iets heel verrassends op het spoor zijn.
“Ten tijde van koning Herodes”, zegt het evangelie, “kwamen Wijzen uit het Oosten.” Die wijzen staan in schril contrast met hun tegenspeler, koning Herodes.
In Herodes herkennen we mensen – onszelf bij momenten – die zich vastklampen aan hun zekerheden, aan hun macht en positie. Het zijn de mensen die zich bedreigd voelen door alles wat onbekend en nieuw is.
De wijzen staan voor mensen die zich laten leiden door hun kennis en wetenschap. Ze slaan nieuwe wegen in. Ook in hen herkennen wij onszelf.
Wijzen stellen vragen. Herodes niet, die geeft alleen maar een antwoord. “Waar is de pasgeboren koning der joden”, vragen de wijzen. Herodes antwoordt met grote zelfzekerheid: “Te Bethlehem in Juda”. Hij haalt dit antwoord uit de boeken, het is boekenwijsheid. Het is een antwoord waar geen persoonlijke vraag aan voorafgaat. Daarom dient zijn antwoord hem tot niets. Hij zal het kind niet vinden.
De Wijzen uit het Oosten stellen echte vragen, en die vragen sturen hen op reis en doen hen zoeken. En het antwoord komt geleidelijk, in fasen.
Voor echte zoekers is een vergissing echter geen eindpunt
In een eerste fase zoeken zij met het kompas van hun eigen wetenschap: zij lezen het antwoord in de sterren. Soms kom je daarbij op een verkeerd spoor, doordat je misleid wordt door vooroordelen. Zo meenden de wijzen dat een koning in een hoofdstad geboren moest worden. Ze komen in Jeruzalem terecht, een verkeerde bestemming.
Voor echte zoekers is een vergissing echter geen eindpunt. Omdat het echte zoekers zijn, trekken de wijzen verder – intussen in het besef dat wat ze zullen vinden niet beantwoordt aan hun verwachtingen en projecties. Daarom kunnen zij in dat kind in de kribbe het antwoord op hun zoeken herkennen. Ondanks de verrassing van de ontmoeting, want zo hadden ze zich die koning nooit voorgesteld.
De Wijzen uit het Oosten zagen een ster en ze volgenden dit licht in de duisternis. Ze trokken weg uit de bekende wereld. In hun spoor kunnen ook wij de platgelopen paden van onze zekerheden en gewoonten verlaten. Om niet in Jeruzalem, maar in Bethlehem het kind te vinden. Jeruzalem was een projectie van hun eigen verwachtingen en opvattingen. Bethlehem is de onverwachte en onvoorspelbare aanwezigheid van de Heer in mensen en gebeurtenissen.
“Zij keerden”, zegt het evangelie, “langs een andere weg terug”. Wie God heeft ontdekt in een kribbe, een plaats in ons leven waar we Hem het minst verwachten, die zal Hem ook op andere plaatsen willen ontmoeten, die blijft zoeken. Of, in bijbelse taal, die blijft op reis gaan.
Het verhaal van de wijzen biedt ons zelfs het beeld van een dubbele reis. Er is een reis voor en een reis na de ontmoeting. Er is een uiterlijke en een innerlijke reis.
Met die uiterlijke reis zijn we allen vertrouwd: het zijn de aanwijsbare etappes van onze levensweg, met zijn hoogten en laagten, successen en tegenslagen, vreugde en leed.
De onverwachte en onvoorspelbare aanwezigheid van de Heer in mensen
Met die innerlijke reis zijn we meestal niet zo vertrouwd. Om het in de woorden van het evangelieverhaal te zeggen: misschien houden we ons liever op in Jeruzalem en durven we niet verder te trekken naar Bethlehem. Misschien verkiezen we de zekerheid van een koning in Jeruzalem boven de vraag van een kind in de kribbe.
Dan zeggen de wijzen ons verder te gaan, opnieuw op reis te gaan en ons niet op te houden in Jeruzalem maar ons laten leiden naar de kribbe in Bethlehem.
Foto door Fr Lawrence Lew, O.P.