Terwijl Gerwin door de bergen wandelt, denkt hij aan zijn demente vader. De zwijgzame man heeft een vervreemdende uitwerking op hem. Het is alweer even geleden dat hij hem bezocht.
Eer ik er erg in heb betaal ik 54 euro voor een treinticket richting Zwitserland. Spotgoedkoop, want de rit bevat zeven transfers met onverantwoorde overstaptijden. De intercomstem die tegen de verwachting in mijn volgende overstap garandeert, is welkom zoals de stem van mijn eigen vader. Ik stap uit en ‘sla mijn ogen op en zie de hoge bergen aan’. Inderdaad, omhoog: naar Flüeli Ranft.
Graag glijdt je aandacht dan richting anderen
Ik heb mijn vader al een poosje niet bezocht. Een stille persoonlijkheid met gevorderde dementie. Bij bezoek stokt het gesprek veelvuldig en langdurig. Een vervreemdend gevoel, zo bij je vader. Graag glijdt je aandacht dan richting anderen.
Flüeli Ranft was de woonplaats van de nationale patroonheilige en mysticus Nikolaus von der Flüe. Mijn appartement ziet uit op boomtoppen die opstijgen uit een ‘Ranft’: de naastgelegen diepte tussen twee bergkammen, waar zijn kluizenarij te bezoeken is.
‘s Morgens dwarrel ik bergafwaarts richting de parochiekerk. Biddend bij het altaar merk ik dat mijn aandacht zich onttrekken wil aan Nikolaus’ schrijn die daarin, zichtbaar, geplaatst is. Deze geleefde, in beenderen gevangen heiligheid, leidt mijn innerlijk gebed naar ongemakkelijkheid. Mijn aandacht zwerft geërgerd richting de aanwezigen.
Met stramme kuiten de berg omhoog en ik denk aan mijn vader. Recentelijk besloten we geen levensreddende handelingen te doen. Alleen een heupoperatie, mocht hij die breken. En dat deed hij. In het ziekenhuis liep hij een virus op.
‘s Avonds daal ik via een steile trap de Ranft in en bid. In het kluisje treedt stap voor stap de ongemakkelijke hardheid van de stenen vloer waarop ik zit mijn bewustzijn binnen. Nikolaus’ beenderen. Ten diepste sluimert een afwezigheid in mijn aanwezigheid. Het goddelijke is vervreemdend, ongrijpbaar.
Waarna we elk in eigen stilte terugkeren
Vader is weer thuis. Ik hoor hem helder dankbaarheid uitspreken. Verrast zeg ik: “Je hebt het ziekenhuis dapper doorstaan”. “Er is iemand die zorgt”, zegt hij en wijst naar boven. Zoals zijn liedbundel altijd voor de hand ligt reageer ik: “Psalm 23”. Ik bid met hem, hardop, waarna we elk in eigen stilte terugkeren.