Marijke Deconinck is vrijwilliger in een Vlaamse gevangenis. Haar eenzijdige beeld van gedetineerden verschoof toen ze jurylid werd bij een rechtszaak.
Zelf sta ik er nog nauwelijks bij stil dat mijn betrokkenheid bij gedetineerden niet zo evident is. Meestal als ik iemand voor het eerst over mijn vrijwilligerswerk in een gevangenis vertel, merk ik bij de ander verbazing. “Ben jij dan niet bang?” Soms hoor ik tussen de regels ook iets van: “Is dat eigenlijk wel nodig? Verdienen die mannen dat eigenlijk wel?” Eerder sporadisch krijg ik de vraag: “Waarom doe je dat eigenlijk? En hoe ben je daartoe gekomen?”
Wanneer ik terugblik dan zie ik een hele lange weg met een aantal toevalligheden en enkele bijzondere ontmoetingen die mij op het spoor brachten van dit Bijbelcitaat:
“Ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” (Mt. 25:36)
Ik groeide op in een heel beschermd milieu en kreeg in mijn opvoeding een heel duidelijk beeld voorgehouden van wat goed en kwaad was. Het onderscheid was klaar en veel nuancering was er niet. Er bestond goed volk (en dat moesten a priori ook gelovige mensen zijn) maar er waren ook ‘te mijden’ personen, ‘triestig’ volk waarmee wij ons niet moesten inlaten. Wanneer het met iemand fout liep, dan had hij of zij daar zelf schuld aan en moest daar dan ook maar de gevolgen van dragen.
De wereld van de misdaad kende ik enkel vanuit de tv-serie Zorro, de held die tegen alle onrecht ten strijde trok en uit de boeken van Georges Simenon met commissaris Maigret. Als we het gezelschapsspel Monopoly speelden, kon het gebeuren dat je naar de gevangenis moest.
Over de gevangenis zelf in een naburige stad, daar werd nooit over gesproken. Het leven moest een paradijs zijn, vol goedheid en schoonheid. Alles wat hieraan niet beantwoordde, daar moesten wij onze blik van afwenden. En laat dit duidelijk zijn, dat gebeurde allemaal met de beste bedoelingen.
Halfweg de jaren ’90 kreeg ik een brief van Justitie met de oproep om mij aan te melden voor het zetelen in de jury van een assisenzaak. Omdat dit nog niet voor onmiddellijk was, had ik die brief aan de kant gelegd, ook mentaal, tot een goede kennis, een vrouw die toen bij de politie werkte bij ons langskwam en ik haar die oproepingsbrief voorlegde. Haar reactie daarop is – achteraf gezien – heel richtinggevend geweest.
Er waren ook ‘te mijden’ personen, ‘triestig’ volk waarmee wij ons niet moesten inlaten.
Zij maande mij namelijk aan om niet te proberen om aan deze burgerplicht te ontkomen, omdat dit wel eens een verrijkende ervaring zou kunnen zijn. En zij vertelde iets over haar werkervaring, waaruit bleek dat het beeld dat een gewone burger heeft over de gedetineerde als in-slechte, geperverteerde, onverbeterlijke crimineel, eigenlijk niet klopt. Dé gedetineerde bestaat niet, zo hield zij mij voor, het zijn mensen met elk een eigen verhaal, dat bovendien ook vaak een verhaal van armoede is. Armoede heeft vele gezichten. Je kan arm zijn aan gekregen kansen, arm aan mogelijkheden en vaardigheden, arm aan opleiding, arm aan goede ondersteuning bij moeilijke momenten of periodes in je leven.
Inderdaad werd mijn jurylidmaatschap in die assisenzaak een beklijvende ervaring. Bij het voorlezen van de acte van beschuldiging krijg je de nuchtere feiten. Gaandeweg door het proces hoor je de verhalen die daarachter schuilen. De verhalen over de dader en de slachtoffers. Wat mij nu nog bijblijft, is dat massale gevoel van totale mislukking, van onmacht, van uitzichtloosheid, van zoveel gebrokenheid en zoveel scherven. Maar ook de weerstand die ik voelde bij het gereduceerd worden van de dader met zijn misdaad.
Omwille van de gerechtigheid moet wat fout is, natuurlijk bestraft worden. Maar moet er ook geen aandacht zijn voor heling? Twee vragen die ik mij wel eens stel om op het spoor te komen of iets al dan niet goed is, zijn: “Brengt dit gebeuren mensen samen of ontstaat er in tegendeel polarisatie?” en “Wie wordt hier beter van?”. Het antwoord op de eerste vraag is vrij duidelijk: het systeem zelf is gebouwd op polarisatie. En wie er beter van wordt, dat blijft voor mij een vraagteken.
Lees ook het tweede deel van het verhaal van Marijke Deconinck: “Bij het binnengaan van de gevangenis moest ik mijn schoenen uitdoen, net als Mozes bij het braambos.”
Afbeelding boven dit artikel: het bordspel Monopoly. Foto: Bernard Walker/Flickr.com.
Marijke Deconinck werkt sinds 2001 als vrijwilliger mee aan het project ‘Tralies uit de weg’. Zij neemt geregeld deel aan groepsgesprekken met gedetineerde mannen en vrouwen in een Vlaamse gevangenis.