“Dit nog ongeboren meisje, dat haar moeder navolgt in gebed, is voorbestemd om de moeder van Jezus te worden.” Een meditatie bij het mysterie van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis.
We kijken naar een raam waarop Sint Anna staat afgebeeld. Zij is volgens de overlevering de moeder van Jezus’ moeder, Maria. Anna is gekleed in een hemels blauwe mantel over een gouden gewaad. Haar hoofd bedekt met een witte sluier die tot op haar schouders afhangt. Uit het feit dat ze is afgebeeld met bedekt hoofd, kunnen we opmaken dat we met een getrouwde vrouw te doen hebben. Het is niet duidelijk of zij staat of op haar knieën zit. In ieder geval drukt haar houding eerbied en inkeer uit. Haar blik is enigszins afgewend, in gepeins verzonken. Haar handen bidden.
Zegt Paulus dat elk van ons in beginsel bedoeld is als een ‘sancta conceptio’?
Zij is in verwachting van Maria. Het kindje dat zij in haar schoot draagt, is door de kunstenaar zichtbaar gemaakt. Het heeft losse afhangende haren: teken van boete en versterving! En – net als haar moeder – heeft zij haar handen gevouwen om aan te duiden dat ook zij in gebed is. Het zou een illustratie kunnen zijn bij die prachtige zin in het Zesde Eucharistisch Gebed: “Ook wijzelf, God, zijn er dankzij U, die al van mensen houdt vóór zij geboren zijn!” De blik van het kind dwaalt precies in tegenovergestelde richting als die van haar moeder.
De tekstband ter hoogte van Sint Anna’s hals luidt: ‘Sancta Conceptio’: ‘heilige ontvangenis’. Dit nog ongeboren meisje, dat haar moeder navolgt in gebed, is voorbestemd om de moeder van Jezus te worden. Van het moment af waarop zij in de schoot van haar moeder wordt ontvangen, blijft zij gevrijwaard van de erfzonde: ‘Maria Onbevlekt Ontvangen’.
Dit goddelijke mysterie wordt door de kunstenaar onderstreept door de gouden kleur van Anna’s gewaad, waarin Maria is gehuld. Dit gewaad wordt op zijn beurt omhuld door de hemels blauwe kleur van Anna’s mantel. En zij zelf is gevat in de dieprode kleur van de liefde.
Kijkend naar deze bijzondere afbeelding vraag ik mij af, welke plaats ik inneem in dit gebeuren. Mij schieten de woorden van Paulus te binnen die hij schreef aan de gelovigen van Efese (Ef. 1:3-6):
tot lof van de heerlijkheid van zijn genade…
naar het welbehagen van zijn wil,
In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus,
om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht.
In Hem heeft Hij ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld,
die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen.
Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus,
Begrijp ik Paulus goed? Zegt hij eigenlijk dat elk van ons in beginsel bedoeld is als een ‘sancta conceptio’? Ik neem de tijd om de reikwijdte van die woorden tot mij te laten doordringen.