Is de leegloop van kerken te wijten aan slecht beleid? Of is tegen de moderniteit geen religieus kruid gewassen? Guido Dierickx SJ houdt enkele veelgehoorde verklaringen voor de ontkerkelijking tegen het licht.
Als een voetbalclub blijft verliezen, krijgt de coach de schuld. Als onze kerken blijven leeglopen, krijgen de bisschoppen de schuld. Natuurlijk zoeken we graag naar schuldigen want die leegloop is een groot probleem omdat het geloof, althans op langere termijn, nood heeft aan een gemeenschap waar ze wordt aangeleerd en meegedeeld. Maar laten we ons niet verleiden tot het zoeken naar schuldigen. Beter is het naar verklaringen te zoeken die verder gaan dan het gebrekkige leiderschap van onze coaches, ik bedoel: van onze bisschoppen? Want de diepere oorzaken liggen in de moeilijke hedendaagse omstandigheden waarin onze kerkgemeenschap zich dient te handhaven.
Eerst de optimistische en de meest gehoorde verklaring: het is toch de schuld van de kerkelijke leiding. Juist is dat de bisschoppen nooit goed genoeg zijn. Ideale kerkleiders zijn sowieso moeilijk te vinden. En zelfs als we die zouden vinden, zouden die nooit het ideale beleid kunnen ontwikkelen. Hun beleid heeft zeker belang, maar om een goede beleid te voeren moeten zij ook over de nodige middelen beschikken. Die hebben ze niet of nauwelijks.
Modernisering speelt een rol – meer dan vele katholieken inzien
Daarover zou veel meer te zeggen zijn, zo veel dat we best meteen overstappen naar de andere, de meer pessimistische verklaring. Die meent de leegloop te kunnen verklaren door de ongunstige omstandigheden, door de ‘moderniteit’ waartegen geen religieus kruid zou gewassen zijn. Wat verstaat men onder deze ‘moderniteit’? Volgens nogal wat sociologen is de daling van de religieuze praktijk het gevolg van de industrialisering, van de groeiende welvaart, van de culturele diversificatie enzovoort. Hebben zij gelijk? Bepaalde aspecten van onze maatschappelijke evolutie werken inderdaad de vorming van religieuze (en van andere) gemeenschappen tegen. Meer dan vele katholieken inzien, maar minder dan vele aanhangers van het secularisme verkondigen.
Neem de ‘industrialisering’. Is dat geen ongunstige factor? Welbeschouwd is de leegloop niet te wijten aan de industrialisering zelf en aan de geestdodende arbeid die ermee gepaard ging, maar aan de houding die de kerkelijke leiders hebben aangenomen tegenover het daarmee samen gaande sociale probleem. Waar zij de kant kozen van de arbeidende klasse bleef die haar kerkgemeenschap trouw. Waar zij dat niet deed, vanuit spiritualistische of liberale overwegingen, haakten de arbeiders af.
Hier speelt dus een ongunstige factor die echter niet als fataal mag worden opgevat. Het kerkelijke beleid heeft hierop toch een antwoord gehad, hoewel dikwijls te weinig en te laat.
Zou de culturele diversiteit van onze samenlevingen de (religieuze) gemeenschapsvorming tegenwerken? In cultureel diverse samenlevingen kunnen de individuen gemakkelijker ontsnappen aan de sociale controle van de lokale gemeenschap omdat de samenleving er sterk verstedelijkt, grootschalig en anoniem is. Maar de wrijvingen eigen aan de culturele diversiteit kunnen ook een bewustzijn van religieuze identiteit bevorderen. Dat lijkt het geval te zijn in Noord-Amerika, maar jammer genoeg veel minder in ons West-Europa. Bij ons, zo stelt de socioloog Steve Bruce, reageren vele mensen op de wrijvingen tussen religies met een afkeer van alle religies.
Een buitenmaatse aangroei van de rijkdom is geen gunstige factor voor de religieuze participatie
Maar kan de strategie van de kerkleiders hierbij geen rol spelen? Toch wel. Religies kunnen die wrijvingen enigermate verfijnen, door middel van dialoog en van loyale concurrentie. Alweer een ongunstige factor die niet als fataal mag worden opgevat, mits de kerkleiding over het nodige inzicht en over de nodige middelen beschikt.
Moeilijker is het te ontkennen dat een sterke stijging van de welvaart dikwijls samengaat met de verzwakking van de religieuze gemeenschap. Arme landen vertonen een grotere religieuze participatie dan rijke landen. Even nuancereen toch. In de rijke landen participeren de welvarende burgers niet minder, maar meer dan de armere.
Maar goed, een buitenmaatse aangroei van de rijkdom is geen gunstige factor voor de religieuze participatie. Waarom? Rijkdom biedt de mogelijkheid om voor vele problemen een beroep te doen op ‘natuurlijke’, technologische oplossingen die doeltreffender zijn dan de ‘bovennatuurlijke’. Dat maakt op vele mensen een grote indruk. Denken we maar aan al die slachtoffers van ongevallen die, tot geruststelling van ons allen, worden geholpen door ‘deskundige hulpverlening’, wat dat ook moge betekenen. Een rijke samenleving biedt ook meer, en meer aantrekkelijke, bezigheden. Daarvoor moet zelfs de zondagmorgen worden vrijgehouden.
Akkoord dus. Bepaalde aspecten van de ‘moderniteit’ remmen de participatie aan de (religieuze) gemeenschap. Maar zijn er dan geen die deze gemeenschapsvorming bevorderen? Die zijn er, maar worden door deze profeten van de moderniteit niet vermeld. Opzettelijk? Willen ze dat de gelovigen hun gemeenschapsvorming als hopeloos zouden opgeven? Willen ze een ideologie verspreiden die de leegloop verder in de hand werkt?