Jesaja’s profetie van de lijdende dienaar behoort tot de meest becommentarieerde teksten van de Bijbel. Wat zegt deze mysterieuze passage eigenlijk? Een meditatie van Jesaja-kenner Wim Beuken.
Het beeld van de lijdende Dienaar van God heeft in het jodendom en het christendom een buitengewoon belangrijke rol gespeeld. Toen de koning van Babel Jeruzalem verwoest en vele inwoners naar Babel gedeporteerd had, hielp deze profetie zowel de ballingen ver weg als de achtergebleven bevolking om in het immense lijden van Israël Gods hand te ontdekken. Niet een meedogenloos vernietigende hand, maar een barmhartig genezende hand, een hand die zin gaf aan de rampspoed die het ogenschijnlijk blinde lot van de geschiedenis gebracht had.
“Zie, mijn dienaar zal slagen” (Jes. 52:13)
God zelf opent de profetie met deze woorden, en Hij sluit haar ook:
“Ik ken hem een plaats toe onder velen… omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood en zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op” (Jes. 53:12).
Met deze woorden omsluit God de bekentenis van een groep mensen die als ‘wij’ aan het woord komen. Zij blikken terug op de ondergang van een naamloze mens, die zijn onverdiende lijden en dood “als een lam dat naar de slacht wordt geleid” (Jes. 53:7) heeft aanvaard. Zij erkennen nu, weliswaar laat maar niet te laat, dat zij ten onrechte zijn bestaan als een pure mislukking hebben beschouwd:
“Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen. Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad?” (Jes 53:8).
Maar nu God die mens als zijn Dienaar aanvaardt, beseffen zij dat dit lijden zin had, niet alleen voor de Dienaar, maar ook voor hen zelf, het zondige volk waaruit hij voortkwam:
“Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien en lang te leven. Door zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde” (Jes. 53:10).
Deze profetie is in haar details voor velerlei verklaringen vatbaar: ze behoort tot de meest becommentarieerde teksten van de Schrift. Maar men moet de kern ervan niet in het keurslijf van theologische redeneringen over schuld en verzoening, over de zinvolheid van rampspoed, over Gods rechtvaardigheid en plaatsvervangend lijden wringen. Ze is fundamenteel van toepassing op wie in trouw jegens God en in solidariteit met zijn volk de naam ‘Israël’ verder dragen. Zij beleven zijn wet ten volle, ook als zij dit moeten betalen met rechteloze onderdrukking tot in de dood. Want zij rekenen op Gods trouw, die hun ondergang ten goede laat komen aan wie in trouw aan God tekort geschoten zijn en een ander optreden van God verwacht hadden:
“Wij zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd” (Jes. 53:4).
De Schrift heeft in de lijdende Dienaar van God een beeld van het joodse volk geschapen zoals het de verdrukking van de ballingschap kon uithouden in geloof aan Gods keuze voor hen en met zicht op de uiteindelijke overwinning van het leven. De leerlingen van Jezus hebben in hem de lijdende Dienaar Israël herkend. Zij leerden zijn weg door het leven, Gods aanvaarding daarvan en hun eigen houding daarin met behulp van deze profetie begrijpen: ook laat, maar niet te laat, want na Golgotha, toen Jezus op de derde dag plotseling in hun midden stond.
De toepassing van de profetie van Gods lijdende Dienaar op Jezus van Nazareth was niet de laatst geldige. In onze tijd trachten joden en christenen het immense lijden van de Holocaust in het licht van deze profetie te begrijpen. En nog altijd staan wij voor het schuldloze lijden van volken.
Wim Beuken SJ is emeritus hoogleraar Oude Testament van de Katholieke Universiteit Leuven. Daarvoor doceerde hij in Amsterdam en Nijmegen.