Dries en Ben kijken naar de leerlingen uit Emmaüs die een krachtig getuigenis afleggen.
Wie geeft het correcte, historisch verantwoorde en ervaringsgetrouwe beeld van de verrijzenis als gebeurtenis? Zoveel is zeker: leerlingen van Jezus hebben Hem na zijn dood ervaren als een levende aanwezige – en die ervaring heeft zich door de geschiedenis voortgezet, verdiept en verantwoord.
Het verhaal van de Emmausgangers doorbreekt de verwachte gang van zaken meermalen
Het wemelt van de verklaringen, letterlijke bewijzen en pogingen ongelovigen te overtuigen. Maar waarvan precies? Getuigen van ontmoetingen met de Levende vertellen er verhalen over die literair merkwaardig zijn maar hardnekkig een werkelijkheid ter sprake brengen die sterker is dan het verhaal erover.
We werpen een blik op het verhaal dat de evangelist Lucas vertelt (Lucas 24, 13-35). Twee leerlingen van Jezus waren op weg naar hun huis in het dorp Emmaus, twee uur lopen van Jeruzalem. Ze praatten over wat er de afgelopen dagen allemaal gebeurd was in de stad. Geen vrolijk gesprek: hun beste vriend, Jezus, was als een misdadiger ter dood gebracht.
Het zou de straf geweest zijn voor de ideeën die hij gehuldigd had. Hij had het gezelschap gezocht van foute mensen: corrupte belastingophalers in dienst van de Romeinse bezetters, prostituees, mensen met besmettelijke ziekten, vreemdelingen die zich van God of gebod niets aantrokken. De Wet van Mozes leerde dat die lieden onrein waren, door God gestraft; dat je er niet mee om diende te gaan, anders was je even onrein als die lieden zelf.
Twee van dat soort leerlingen liepen dus terug naar huis. Er kwam iemand naast hen lopen, een nette jood, zeg maar. Hij wekte de indruk niets van de recente ontwikkelingen te weten en liet zich graag informeren. Het gesprek bracht hem weliswaar in problemen omdat hij in zijn positie deze mensen zou moeten negeren, maar hij bleef toch luisteren en meepraten.
Maar dan neemt Hij het brood, niet de gastheren, brak het en deelde het aan hen uit…
Thuis aangekomen nodigden die twee hem uit bij hen te overnachten. Dat zou een respectabele jood al helemaal niet gedaan hebben: in hetzelfde huis verblijven als onreinen! Maar na enig aarzelen ging deze vreemdeling er toch op in. Vreemd genoeg liet hij zich aan tafel uitnodigen. Wanneer joden maaltijd houden met gasten, zeggen ze daarmee dat ze hun gasten tot hun eigen familie rekenen. Dat deden deze mannen. Maar dan neemt Hij het brood, niet de gastheren, brak het en deelde het aan hen uit. Als het tot de verblufte leerlingen doordringt wat hier gebeurt, onttrekt de merkwaardige gast zich aan hun waarneming.
Het verhaal doorbreekt de verwachte gang van zaken meermalen. Het wonder krijgt gestalte in verbazing, veranderingen in geijkte handelingen en de ervaring, dat er iets in het hart en de ziel van de handelende personen verandert. Dat is het element dat het getuigenis zijn kracht geeft. Dat is immers wat mensen tot op vandaag overtuigt.
Op Tweede Paasdag, maandag 1 april, doordenkt Guido Dierickx het verrijzenisgeloof aan de hand van de beroemde – maar vaak verkeerd begrepen – uitspraak van Tertullianus: Credo quia absurdum…