Geen gouden borstkruis, geen gepantserde pausmobiel, geen pauselijk paleis: paus Franciscus lijkt een eigenwijze paus. Of is er meer aan de hand?
Paus Franciscus doet nogal wat dingen anders. Het begint al met zijn naam, Franciscus. Hij wordt wel (abusievelijk) ‘Francisus I’ genoemd. Dat nummer, I, geeft aan dat het voor het eerst in de geschiedenis is dat een paus de naam Franciscus kiest. Dat de naam Franciscus tot nu toe vermeden werd is wel begrijpelijk. Franciscus was erg voor de armoede, en tegen rijkdom. En de rooms-katholieke kerk maakt eerder een rijke dan arme indruk.
Wat Franciscus anders doet, doet hij op grond van zijn innerlijke aanvoelen: hij volgt zijn geweten
Maar er is meer. Op allerlei manieren is hij anders dan anderen. Geen gouden borstkruis. Eerst de zegen vragen, en dan pas de zegen geven (tijdens zijn eerste optreden op het balkon van de Sint-Pieter). Geen lange intronisatiemis (althans, geen drie uur, maar twee). Geen gepantserde Mercedes. Geen apostolisch paleis. Witte Donderdag in een gevangenis in plaats van een basiliek, en met voetwassing van mannen en vrouwen, katholiek en niet-katholiek. Ook de recente traditie van rode schoenen is weer over.
Een eigenwijze paus, dus.
Maar paus Franciscus is natuurlijk niet alleen maar eigenwijs. Dat zal hij vast ook zijn. Maar wat hij anders doet, dat doet hij op grond van zijn innerlijke aanvoelen. Hij volgt zijn geweten. Dat wil zeggen: hij volgt Gods stem die tot hem spreekt. Want zo noemt het Tweede Vaticaans Concilie het geweten:
“Het geweten is de meest verborgen kern en het heiligdom van de mens, waar hij alleen is met God, wiens stem klinkt in zijn binnenste.” (Gaudium et Spes, 16)
Als dat geweten iets zegt, dan voelt paus Franciscus dat hij moet luisteren.
In die zin is hij een echte jezuïet. Jezuïeten zijn vaak eigenwijs. Maar dat heeft een diepere laag, die van het geweten, idealiter in ieder geval. Geloof in de persoonlijke omgang van God met iedere mens hoort bij het charisma van de jezuïeten. Heel modern eigenlijk. Als het gaat over geestelijke begeleiding, bijvoorbeeld, spreekt Ignatius (16e eeuw) over “de omgang van schepper en schepsel”, en hij voegt daaraan toe dat de begeleider die niet in de weg mag staan. Ook in de eigen spiritualiteit is het persoonlijke belangrijk. Want de belangrijkste ‘geestelijke oefening’ voor een jezuïet is de dagelijkse persoonlijke reflectie aan het einde van de dag.
Het geweten is natuurlijk geen privilege van de jezuïeten, en de persoonlijke omgang van God met iedere mens evenmin. Het is gegeven aan iedere christen, ja, aan ieder mens van goede wil. Zou het optreden van paus Franciscus een herinnering kunnen zijn dat katholiek zijn niet alleen gaat over regels en rituelen, maar ook over het geschenk van Gods persoonlijke vriendschap?