Koningschap, zo leert de heilige Ignatius, is niet een zaak van zitten op een troon, maar van werken – en niet zo’n beetje ook. Een overweging bij de aanstaande troonswisseling.
Nu Nederland zich opmaakt voor de troonswisseling en de inhuldiging (geen kroning dus) van een nieuwe koning, wordt koningschap weer relevant voor de media. Ook de anders zelden zo uitdrukkelijk waarneembare republikeinen grijpen hun kans – om ertegen te zijn en zich daarin te profileren. Een koningslied wordt aan flarden geschoten nog voor het door ‘het volk’ gezongen kon worden. Een zelfverzekerde koning in spe toont zich in de media, gesteund door een begrijpende gemalin.
Driekwart van de Nederlanders vertrouwt de koning, terwijl politici nog niet een kwart van de bevolking achter zich weten te scharen
Koningschap spreekt tot de verbeelding. Het doet weliswaar denken aan macht, maar toch evenzeer aan romantiek, het hofleven, een gouden koets. Nationale gevoelens wellen op, en inderdaad staat het archetype voor verbondenheid, geborgenheid, veiligheid en zekerheid. Was de koning vroeger ook de garantie voor een behoorlijke rechtspraak, nu profileert het koningschap zich eventueel zelfs als een ceremonieel koningschap – als het volk dat zou willen. De Nederlandse koning is een product van de politici, die binnen het bestaande democratische staatsrecht lijken te kunnen regisseren wat de koning doet of laat. We noteren dat driekwart van de Nederlanders de koning respecteert en vertrouwt, terwijl de politici nog niet een kwart van de bevolking achter zich weten te scharen als het om vertrouwen gaat.
Koningschap is een bijbels thema. Het gaat daarbij al gauw over visioenen, dromen, hoop. Een revolutie in de joodse geschiedenis was de overgang van een theocratische staat naar een koninkrijk: de koning zou in persoon namens de hemelse koning dezelfde garanties bieden op recht en gerechtigheid, veiligheid en steun voor de verdrukten als geschetst was in de visioenen van profeten en schriftgeleerden. Een indrukwekkend voorbeeld schetst de vorstelijke psalm 72:
Geef, o God, uw wetten aan de koning, uw gerechtigheid aan de koningszoon.
Moge hij uw volk rechtvaardig besturen, uw arme volk naar recht en wet.
Moge hij recht doen aan de zwakken, redding bieden aan de armen, maar de onderdrukker neerslaan.
Moge in zijn dagen de rechtvaardige bloeien, de vrede wereldwijd zijn tot de maan niet meer bestaat.
Hij zal bevrijden wie arm is en om hulp roept, wie zwak is en geen helper heeft.
Hij ontfermt zich over weerlozen en armen, wie arm is, redt hij het leven.
De tweede fase van de Geestelijke Oefeningen van Ignatius van Loyola begint met ‘de oproep van de aardse koning’; Ignatius nodigt uit om je eigen beelden van een koning, een gezagsdrager voor de geest te halen. Wie met hem wil meewerken zal in de voorstelling van Ignatius “hard moeten zwoegen”; heb je eenmaal deel gehad aan de zware inspanning, dan zul je daarna delen in de opkomst van zijn rijk. Als je zoveel over hebt voor een aardse koning, hoeveel te meer zul je dan niet aandacht schenken aan de eeuwige koning, Christus, die als het ware zegt: “Wie dus met Mij wil optrekken zal samen met Mij hard moeten zwoegen, zodat wie Mij volgt in de pijn Mij ook zal volgen in de heerlijkheid.” [Geestelijke Oefeningen 93, 95]
Ignatius ziet in de koning ‘iemand die zwoegt’. In zijn voorstelling is het koninkrijk niet een zaak van zitten op een troon, maar werken, en niet zo’n beetje ook. Zelfs als je koningschap ceremonieel wilt maken, zal de koning voor de politici de kolen uit het vuur moeten halen en het volk motiveren om onze grootse idealen te realiseren. Het gaat om onze verlangens, en het besef dat we die zelf moeten waarmaken. Eens zal het koninkrijk er zijn: beelden van de hemelse voltooiing van onze aardse inspanningen houden ons gaande op de weg erheen.
Afbeelding boven dit artikel: Stock.xchng.