Duurzaamheid en klimaatverandering vormen uiteindelijk vooral een moreel en spiritueel vraagstuk, betoogt Lisette van der Wel. Zij gaat te rade bij de ecologische wijsheid van het oosters-orthodoxe christendom.
Wij mensen hebben de macht om het leven op aarde te bepalen en verstoren. Die macht maakt ons ook kwetsbaar. Waarvoor we kiezen en waardoor we ons laten leiden is van cruciaal belang, wil er een leefbare toekomst voor onze (klein-)kinderen zijn.
Zijn we hier op aarde om alsmaar meer te hebben of om meer te zijn? Zijn we hier met het recht om de aarde vrijelijk te plunderen of om haar zorgzaam te beheren? Het vraagstuk van duurzaamheid en klimaatverandering is zo uiteindelijk een moreel en spiritueel vraagstuk.
Het is op dit punt dat religies een waardevolle bijdrage kunnen leveren. Een mooi voorbeeld van een waardevolle christelijke bron is hoe er binnen de oosters-orthodoxe traditie wordt gedacht over een zorgzame omgang met de aarde.
De oosterse orthodoxie laat zien dat we in de natuur iets aantreffen dat groter is dan onszelf
De oosters-orthodoxe kerk heeft een sterke reputatie waar het de betrokkenheid met ecologische kwesties betreft. De oecumenische Patriarch Bartolomeus wordt vaak de ‘groene patriarch’ genoemd vanwege zijn consequente oproep tot spirituele omkeer inzake milieu- en klimaatproblemen. Het is daarom de moeite waard om te kijken wat we zouden kunnen leren van deze rijke traditie.
De oosters-orthodoxe traditie is diep doordrongen van het besef dat de huidige klimaatcrisis niet primair ecologisch is, maar spiritueel. Het is een crisis aangaande de manier waarop we onszelf en de wereld zien. Tegenover het westerse ideaalbeeld van het autonome individu als kroon en heerser van de schepping stelt de oosterse orthodoxie de doorleefde ervaring dat we in onze natuurlijke leefomgeving iets aantreffen dat groter is dan onszelf. Heel de natuur of schepping is doortrokken van God. Het aantasten van deze schepping ten bate van materieel gewin is een zonde.
De orthodoxe theologie en spiritualiteit reikt drie behulpzame manieren aan om het gevoel van verwondering en verbinding met Gods schepping te herstellen: de iconografie, de liturgie en de ascese.
Iconen, afbeeldingen van Christus, de Moeder Gods of heiligen, behoren tot het hart van de orthodoxe traditie. Een icoon is een trefpunt van het materiële en het transcendente, een medium waardoor mensen iets van het goddelijke kunnen ervaren. Zoals God mens is geworden in Jezus Christus, zo is in de orthodoxe visie de hele levende natuur een icoon, een teken van God. De heilige Johannes van Damascus zei al in de 8e eeuw:
“De hele wereld is een levende icoon van het gezicht van God.”
Een icoon helpt je om beter te zien; het beschouwen ervan onthult iets van de goddelijke dimensie in alles wat we ervaren. In onze westerse cultuur zijn we zo op onszelf gericht geraakt; een icoon kan helpen dat beeld te corrigeren, ons weer te verbinden met een ruimer perspectief van de wereld als doortrokken van een goddelijke aanwezigheid.
Dan wordt het ook weer mogelijk om de wereld te gaan ervaren als een sacrament, als een plaats van gemeenschap (communie), in plaats van een zielloos gebruiksvoorwerp. Liturgie wil ook juist dat zijn: een viering van gemeenschap, van de onderlinge verbondenheid van alle mensen en al wat leeft.
Het oosters-orthodoxe denken spoort aan om niet achteloos om te gaan met de natuur; want alles is een spoor van God
Als we zó liturgie kunnen vieren dat we de hele wereld als een integraal deel ervan kunnen ervaren, dan verwerven we een liefdevol hart voor al wat leeft. St. Maximus noemde dit in de 7e eeuw een ‘kosmische liturgie’.
De derde weg, de weg van ascese, is niet een negatief onderdrukken van allerlei behoeften, maar veeleer een positieve uitdrukking van ons vermogen tot zelfbeperking, tot het zeggen van ‘nee’ of ‘genoeg’. Het is een weg van bevrijding, gericht op delen, dienstbaarheid. Vasten is een concrete expressie daarvan.
Het oosters-orthodoxe denken spoort aan om niet achteloos om te gaan met de natuur; want alles is een teken, een spoor van God. Het leert om stil te staan, niet te doen, en zodoende je dieper te verbinden met het wonder en mysterie van al wat leeft. En het kan ons leren dat eenvoud en matigheid geen straf zijn, maar bevrijding. Maat houden kan leiden tot een geest van dankbaarheid, een herontdekken van het wonder van onze plek als mens in het web van het leven op aarde.