Toch is de vraag naar onze schuld niet van tafel, zegt Guido Dierickx. ‘Zonder het te beseffen heeft de mens met zijn activiteiten een doos van Pandora geopend.’
Zijn epidemieën een straf van God? Dat geloofden vele mensen tot, zeg maar, de eerste helft van de achttiende eeuw. Nu weten wij beter. Epidemieën zijn te wijten aan microben, aan virussen, en dus aan een blind toeval. Dat is eigenlijk goed nieuws want die moeten niet bestreden worden met de boeteprocessies van vroegere eeuwen maar met medicijnen en vaccins.
Maar daarmee is de vraag naar onze schuld voor de epidemieën niet van tafel geveegd. Meer en meer stemmen beweren dat de verspreiding van die virussen te wijten is aan onoordeelkundig, zelfs schuldig menselijk ingrijpen. Nee, niet dat ze gekweekt zouden zijn in een geheim Chinees laboratorium, wel dat ze zich vermenigvuldigd hebben ten gevolge van de menselijke mismeestering van onze natuurlijke omgeving. Door de massale ontbossing van onze planeet, door de afname van de biodiversiteit, door de klimaatverandering. Daardoor hebben vele dierlijke dragers van ziektekiemen hun toevlucht gezocht in het habitat van mensen, waar die ziektekiemen overgesprongen zijn op mensen. Zonder het te beseffen heeft de mens met zijn activiteiten een doos van Pandora geopend. Zo heeft de natuur, om het in dichterlijke termen te zeggen, wraak genomen op het geweld haar aangedaan.
Maar die deskundigen werden niet gehoord.
“Zonder het te beseffen”? Dat is niet helemaal juist. Al geruime tijd proberen deskundigen ons te waarschuwen dat de tijd van de epidemieën nog lang niet voorbij is. Dat ons integendeel epidemieën zullen overvallen zoals SARS en ebola, dat die dodelijker dan en even besmettelijk kunnen zijn als het huidige coronavirus en dat die niet begrensd zullen blijven tot exotische streken en tot welbepaalde groepen van de bevolking. Maar die deskundigen werden niet gehoord.
Waarom werden zij niet gehoord? Daarmee komen we bij een schuldvraag waaraan wij ons niet meer kunnen onttrekken. Onze beleidsvormers hebben niet de voorzieningen getroffen die zich opdrongen. Zij hebben niet de voorraden aangelegd van mondmaskers, van teststoffen, van beademingsmachines die wij nu zo dringend nodig hebben. Met als gevolg dat zij een beroep moeten doen op het draconische middel van de lockdown, hoe schadelijk die ook is voor ons economisch en sociaal bestel.
Maar laten we de schuld niet doorschuiven naar nalatige en kortzichtige politici. De burgers, hun kiezers, zouden nooit hun steun verleend hebben aan een beleid waarvan zij wel de kosten op korte termijn merken maar niet de baten op lange termijn. Vergelijk de zienswijze van de modale burger op dit punt met zijn zienswijze betreffende de hulp aan ontwikkelingslanden. Welke politicus durft voor te stellen daarvoor 2 of zelfs 1 procent van de nationale begroting opzij te zetten? En dat hoewel wij op langere teermijn voordeel zullen hebben bij een hogere ontwikkeling van die landen.
In de beleidsvorming betreffende de openbare gezondheid krijgt de politieke verantwoordelijke te maken met de “paradox van de publieke goederen”. Een “publiek goed” heeft als kenmerk dat het aan iedereen verstrekt wordt, ook aan wie niet zou bijdragen aan de kost ervan. Want uiteraard zijn er slimmerds die niet zullen bijdragen in de verwachting dat de anderen dat wel zullen doen. Een voorbeeld is de zwartrijder op de bus. Hij kan meerijden omdat verreweg de meeste passagiers wel een ticket betalen. Hij is dus erg ‘rationeel’, gezien vanuit zijn individueel (en individualistisch) perspectief. Maar wat als er vele zwartrijders zijn? Dan rijden er weldra geen bussen meer.
Dat alles getuigt niet van een groot moreel bewustzijn.
Iets dergelijks heeft zich voorgedaan met het ‘liberale’ gezondheidsbeleid in onze landen. Dat werd in grote mate overgelaten aan afzonderlijke gezondheidsinstellingen. Die wisten ook wel dat het gevaar van zeer besmettelijke epidemieën niet denkbeeldig was. Maar waarom zouden zij moeten opdraaien voor de kosten van preventieve maatregelen zolang de anderen die kosten evenmin op zich wilden nemen?
Dat alles getuigt niet van een groot moreel bewustzijn. Is daaraan te verhelpen door een moraliserend discours in de media, in de scholen, in de kerken? Het beproefde antwoord op die vraag luidt dat de overheid de individuen moet verplichten de nodige maatregelen te nemen, hen als het ware moet dwingen om hun ware belangen te behartigen. Dat is trouwens wat die individuen van de overheid verlangen. Zo moet de overheid bijvoorbeeld de burgers dwingen om belasting te betalen.
Dat veronderstelt echter dat die overheid niet verblind wordt door een liberale ideologie, door een onverantwoord geloof in de spontane burgerdeugd van haar onderdanen. Op het stuk van belastingen zijn onze overheden zich wel bewust van die verplichting. Op het stuk van het gezondheidsbeleid helaas veel minder. De gevolgen vandaag zijn ernaar. Landen zoals Zuid-Korea en Taiwan, en wellicht ook China, presteren veel beter. Bij hen was een laattijdige en extreme maatregel zoals een lockdown niet nodig. Zij hadden al vroeger kennis gemaakt met grote epidemieën zoals SARS en weten beter hoe daarmee om te gaan. Het is daarom dat wij mondmaskers moeten aankopen bij hen en zij niet bij ons.