Karin wordt getroffen door de verhalen van twee straatkrantverkopers die door de coronaperikelen hun klandizie zagen slinken. “Ze zijn bang dat daklozen besmet zijn met het virus, ze denken altijd al dat daklozen ziektes met zich meedragen.”
De Amsterdamse straatkrant Z! is een fenomeen. De verkopers van de krant zijn dak- of thuisloos. Met de verkoop verdienen zijn een bescheiden inkomen. Hierdoor wordt hen de mogelijkheid geboden om de eigen situatie op een ondernemende manier te verbeteren en zo weer mee te doen in de maatschappij.
Het zijn vertrouwde gezichten die je bij de ingang van een supermarkt of winkelcentrum ziet staan. Even waren de verkopers (bij mij) minder in beeld maar We zijn er nog!, schrijft de hoofdredacteur. Want na de vorige editie, eind maart, was er in mei een nieuwe krant.
Het verhaal van twee verkopers daarin trof mij. Beiden beschrijven zij hun situatie van de afgelopen weken en welke impact de opgelegde coronamaatregelen op hen heeft (gehad). Ik realiseerde mij dat ik hier nooit zo bij had stilgestaan.
Ze durft niet meer met de metro vanwege het virus en niet meer naar het Westerpark
Een van hen maakt gebruik van de winteropvang. Dat betekent dat zij van half 5 ’s middags tot de volgende morgen 9 uur onderdak heeft. Ze durft niet meer met de metro vanwege het virus en niet meer naar het Westerpark, waar ze graag komt als het mooi weer is. In de tijd van gedwongen sluiting van horeca en openbare gelegenheden, werd het een uitdaging om overdag een toilet te vinden. In de bosjes plassen was niet echt een optie. Haar verhaal eindigt met: “Bij de supermarkt waar ik de Z!-krant verkoop draag ik een mondkapje en handschoenen, uit respect voor de mensen. Mijn klanten houden afstand van elkaar, zij doen hun best en ik zal dat ook doen.“
De ander vertelt over het weinige publiek dat zich op straat begaf en de grote afstand die werd bewaard. De angst voor het virus maakt dat men met een boog om de straatkrantverkopers heen loopt. “Ze zijn bang dat daklozen besmet zijn met het virus, ze denken altijd al dat daklozen ziektes met zich meedragen”, schrijft hij. “Van de tien mensen die langskomen is er één die de Z!-krant van mij koopt en die dan alles goedmaakt. Dit geeft mij een gelukkig gevoel.” Toch ziet hij veel minder zijn vaste klanten en is hij bezorgd om hen. “Ik ben bang dat ze ziek zijn geworden en misschien wel zijn overleden, ik zal ze erg missen.”
De angst om zelf ziek te worden en de beperkingen van de afgelopen tijd, verlamden hen niet en maakten niet bitter. Zij proberen positief en zorgzaam voor hun klanten te zijn. Dat trof mij in de verhalen. Het respect voor en het welzijn van de ander voorop stellen, terwijl er mogelijk met een grotere boog om hen heen wordt gelopen dan voorheen.
Ik moest denken aan de brief van Paulus aan de Filippenzen waarin hij hen prijst voor de manier waarop zij bereid zijn de weg van Jezus te gaan, te leven vanuit zijn mentaliteit. Een levenswijze die niet ik-gericht is, maar rekening houdt met de belangen van anderen: ‘Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf’ (Filippenzen 2,3).
We mogelijk minder gefocust zijn op onze eigen ‘binnen’ problematiek
Nu ons meer maatschappelijke bewegingsvrijheid wordt toegestaan, zijn we mogelijk minder gefocust op onze eigen ‘binnen’ problematiek. Ontstaat er ruimte, om onze blik te richten op wat er buiten (ons) gebeurt. Kan er weer meer ruimte en beweging in ons hart ontstaan voor de ander. Komen zij, die wellicht even buiten beeld waren, weer in onze vizier.
‘Laten we daarom het goede doen, zonder op te geven’, schrijft Paulus aan de Galaten (6,9).
Want: we zijn er nog! En we mogen er zijn, zonder aanziens des persoons.