De Democraten rivaliseren al vier jaar om het leiderschap van de partij. Professor politieke wetenschappen Bill McCormick SJ over waardoor de Democratische partij verdeeld is.
In 2020 eindigde in de Democratische partij de strijd om de nominatie voor het Amerikaanse presidentschap, toen senator Bernie Sanders het aflegde tegen de vroegere vice-president Joe Biden. De felbevochten strijd tussen die twee leiders bracht belangrijke tegenstellingen binnen de partij aan het licht.
Dit samengaan is waarschijnlijk verbroken sinds de verkiezing van Donald Trump tot president.
Om dit te begrijpen moeten wij voor ogen houden dat de Verenigde Staten slechts twee grote partijen kennen: de Republikeinen en de Democraten. Beide partijen kunnen gezien worden als coalities van verschillende belangengroepen.
Zo werden de Republikeinen in recente jaren beschouwd als de groepering van drie grote groepen: sociale conservatieven, economische “libertarians” (die wars zijn van alle overheidsinmenging) en neo-conservatieven die voorrang geven aan nationale defensie.
Dit samengaan is waarschijnlijk verbroken sinds de verkiezing van Donald Trump tot president. Toen bleek dat vele Republikeinse kiezers minder conservatief waren dan de elites van hun partij lang hadden aangenomen: vele kiezers stonden meer open voor economisch nationalisme, dus voor protectionisme door de overheid, dan vele van hun toenmalige leiders die voorstander waren van vrijhandel.
De Democraten vormen een andere coalitie. Zij geraakten, in de jaren zestig, verdeeld over het Amerikaanse engagement in Vietnam en over de kwestie van de burgerrechten. Veel Democraten, vooral blanken in het zuiden van het land, verlieten de partij om zich te wenden tot de Republikeinen. De partij werd weliswaar meer eensgezind waar het ging om kwesties van ras, economie en burgerrechten, maar daarmee was de verdeeldheid binnen de partij nog niet van de baan. Die wordt zichtbaar naar aanleiding van kwesties van economisch beleid maar ook van sociale en culturele kwestie, waar het gaat om identiteit, in het bijzonder om ras en seksualiteit.
Zij wensen vriendelijk te lijken voor de wereld van de ‘big business’
Joe Biden volgt Hillary Clinton op als presidentskandidaat, de voormalige first lady en senator, die beschouwd werd als meer neo-liberaal dan velen van haar tegenstanders voor de democratische nominatie.
Zowel Biden als Clinton neigen, meer dan Sanders, naar economisch centrisme. Zij wensen vriendelijk te lijken voor de wereld van de ‘big business’ en zijn erop uit meer steun te werven bij de grote financiële en economische belangengroepen, soms samengevat als ‘Wall Street’. Zij steunen hogere belastingen en meer regulering dan de meeste Republikeinen, maar staan minder onder de invloed van de sociaaldemocratische tradities dan Democraten zoals Sanders. Tijdens de campagne van 2020 heeft Biden bijvoorbeeld afstand genomen van het plan voor ziekteverzekering van Sanders. Dat vond hij onrealistisch en duur.
Biden en Clinton zijn goede voorbeelden van de wijzigingen in de stellingnamen van de Democraten betreffende sociale problemen. Beiden waren ooit tegen het homohuwelijk, maar zijn sindsdien opgeschoven in meer progressieve richting. Biden was, tenminste tot in de jaren negentig, ‘pro-life’ en ging slechts in 2019 mee met het abortusbeleid (‘pro-choice’) van zijn partij. Beiden hebben in het verleden strenge anti-misdaad maatregelen voorgestaan die progressieve Democraten beschouwen als raciaal discriminerend.
Biden en Clinton zijn geneigd om de evolutie van hun partij in deze beleidsmateries te steunen, maar blijven bezorgd om het verlies dat hun partij zal lijden bij meer conservatief gebleven kiezers. Democraten zoals Biden nemen progressieve standpunten in wanneer die meer algemeen aanvaard worden.
Sanders vertegenwoordigt een stroming in de Amerikaanse politiek die erg kritisch staat tegen de economische ongelijkheid en tegen de macht van het geld in het politieke leven, vooral waar belangengroepen welhaast onbeperkte financiële steun kunnen verlenen aan politieke groepen. Sanders meent dat een dergelijke geldstroom de Democratische partij onder druk zet en ervan weerhield op te komen voor gemarginaliseerde groepen, waaronder de armen en de niet-blanken. Is het niet opmerkelijk dat Bernie Sanders lange tijd geen Democraat is geweest maar in de senaat zetelde als onafhankelijke?
Als hij die verliest kan haar verdeeldheid nog eens vier jaren duren.
Eén van de grootste tegenstellingen binnen de partij betreft het rassenprobleem in de Amerikaanse samenleving. Meer progressieve Democraten zoals Sanders denken dat de VS op dit domein een grote hervorming nodig hebben en dat de VS gebouwd zijn op publieke zonden zoals slavernij en segregatie. Meer gematigde Democraten zijn geneigd om soortgelijke denkbeelden over te nemen, maar zijn tegelijk bezorgd om het winnen van de blanke stemmen in de staten van de “Midwest” (Wisconsin, Michigan, Ohio…). Dit creëert soms een spanning met de strategie van vele progressieven die niet-blanke kiezers hopen aan te trekken in staten waar de Democraten zwakker staan, bijvoorbeeld in Colorado, Georgia, North Carolina, Texas.
De grote politieke partijen van de VS ondergaan grote veranderingen en het is te vroeg om te zeggen waarop die zullen uitlopen. De partij die de president heeft geleverd, in casu Donald Trump, heeft daarmee tevens een haast onbetwiste partijleider. Zulke onbetwiste partijleider hebben de Democraten niet. Ten gevolge van Clinton’s nederlaag in 2016 hebben vele Democraten de laatste vier jaren met elkaar gerivaliseerd om het leiderschap van de partij. Als Biden dit jaar de verkiezing wint, en dus naast president ook zo goed als zeker partijleider wordt, zou hij zijn partij, die thans nog zeer verdeelde coalitie, in een nieuwe richting kunnen leiden. Als hij die verliest kan haar verdeeldheid nog eens vier jaren duren.
Vertaling door Guido Dierickx SJ.