“Lijden is voor gelovigen een leerschool van de hoop”, zegt Guido Dierickx. Het lijden nodigt uit Gods scheppingswerk mede vorm te geven, in ons verlangen naar heling.
God zag dat zijn schepping goed, zelfs zeer goed was. Zo staat het in de scheppingsverhalen te lezen. Uit deze lezing van de scheppingsverhalen hebben velen afgeleid dat de schepping voltooid was en dat tekorten in die schepping niet te wijten zijn aan de Schepper maar enkel aan de mensen. Door hun schuld is de schepping wat ze is, onherroepelijk beschadigd. Nog in de evangelies zie je die toen courante wijsheid opduiken. De blindheid van de blindgeborene moet geweten worden aan zijn eigen schuld of aan die van zijn (voor)ouders. Bijgevolg kan dat lijden niet geheeld worden door de mens die in wezen machteloos is en die moet wachten op de tussenkomst van God die almachtig is, die het goede beloont en het kwade straft.
Volgens een andere lezing van de scheppingsverhalen is de schepping een proces dat zich nog aan het voltrekken is, dat beloftevol maar nog niet voltooid is. God rekent op de mens om als het ware het wonder van de schepping “mee te maken”. Tot die medewerking wordt de mens in het bijzonder geroepen waar hij geconfronteerd wordt met lijden, met zijn eigen lijden en met dat van anderen. De ervaring van het lijden wordt dan een oproep om de schepping verder te voltooien en om helend op te treden, niet om er mismoedig naar te kijken.
Belangrijker is dat de mensen die roepen om genezing gehoord worden
In de genezingsverhalen lezen we dat Jezus zijn wondere krachten aanwendde om zieken te genezen. Daarbij blijft dikwijls onderbelicht dat Hij ervan uitging dat zieke mensen, alle zieke mensen, aanspraak mogen maken op genezing. Daarvoor konden zij zich toen richten tot Jezus. Daarvoor kunnen zij zich nu richten tot medemensen die beschikken over medische deskundigheid. Hoe mensen elkaar genezen is van minder belang. Belangrijker is dat de mensen die roepen om genezing gehoord worden door hun medemensen.
Het lijden van mensen die gebukt gaan onder schuldbewustzijn en het lijden van mensen die radeloos in een absurde wereld menen te moeten leven zijn eveneens vormen van lijden die verstaan moeten worden als een roep om hulp. In Bijbelse termen: als een uitnodiging om de schepping nader tot haar voltooiing te brengen. Of om meer gestalte te geven aan het Rijk Gods.
Maar moeten wij niet beseffen dat onze hulp niet afdoende kan zijn? Kunnen mensen de genezing, de vergeving, de troost bieden die het menselijke lijden van hen vraagt? Vele mensen zijn in de verleiding gekomen om dat onmogelijk te achten en om zich terug te trekken in fatalisme of in een voorbarige “overgave aan de wil van God”.
Wij kunnen niet anders dan in gebreke blijven
Aan dat fatalisme wil onze geloofstraditie niet toegeven. Ze wil zich veeleer engageren in het binnenwereldse gebeuren dat volgens haar een heilsgeschiedenis kan worden. Wel zal de Goede Boodschap niet verhelen dat wij, als we gehoor geven aan de roep van onze lijdende medemensen, niet anders kunnen dan in gebreke blijven. Dat is een ervaring die zelf al een vorm van lijden is, een ‘mede-lijden’.
Gehoor geven aan het lijden van anderen voegt een eigen lijden toe aan hun lijden. Onze geloofstraditie vraagt evenwel dat we ons door dat vooruitzicht niet zouden laten afschrikken. Dat ‘mede-lijden’ reveleert dat onze gebaren van hulp en troost gebaren zijn van waarachtige liefde. Zuster Teresa kon niet veel doen voor haar stervende patiënten, maar wat ze kon doen moest ze doen.
Achter de lichamelijke pijn schuilt het morele schuldgevoelen
Gehoor geven aan de roeping om het lijden te helen kan nog om een tweede reden uitlopen op een mislukking, althans op het eerste gezicht. Mensen van goede wil moeten ervaren dat hun (beperkte) overwinningen op het menselijke lijden dikwijls de weg vrij maken voor de ontdekking van een ander en dieper lijden. Achter de lichamelijke pijn schuilt het morele schuldgevoelen, achter het schuldgevoelen de existentiële angst voor de zinloosheid. Het lijkt er sterk op dat mensen liever kampen met pijn dan met schuld en liever met schuld dan met zinloosheid. Dat andere lijden weigeren zij dikwijls onder ogen te zien.
Ook dat mag ons niet afschrikken om het lijden, alle vormen van lijden, te blijven bestrijden. Ook kleine overwinningen op het lijden houden onze hoop op een volledige heling levendig. Zo is het lijden voor gelovigen een leerschool van de hoop. Ondanks en dankzij het lijden kunnen zij hoopvol uitzien naar het ogenblik “waarop Hij alle tranen uit hun ogen zal wissen” (Apocalyps 21, 4).