Literatuur raakt de ziel, ontdekte de 15-jarige Mariëlle Matthee tijdens het lezen van De stille kracht van Couperus. Wat ontdekt ze jaren later als ze deze klassieker over Nederlands-Indië opnieuw leest?
De eerste keer dat ik De stille kracht van Couperus las, was ik zo’n 15 jaar. Ik werd aangetrokken door de mysterieuze onderlaag van het boek, maar bij het lezen deed het veel meer met me; het riep een verlangen op naar een verdere verdieping in de literatuur en om op zoek te gaan naar het poëtische in het schrijven, opgewekt door het afwijkende taalgebruik van Couperus. Ik ontdekte dat literatuur niet saai is, maar mooi en diepgaand. Het raakt de ziel.
Een mysterieuze vorm van verzet die diep geworteld ligt in de Indische cultuur.
Hoe zou het zijn om dit boek te herlezen? Ik weet nu dat het boek bekend staat om de koloniaal-kritische kijk waarmee Couperus zijn tijd vooruit was, een aspect dat indertijd grotendeels aan mij voorbijging.
De stille kracht vertelt het verhaal van Nederlanders in Laboewangi (Indonesië) rond 1900 en hun relatie met de lokale bewoners. Hoofdpersoon is resident Van Oudijck, een ambitieuze en rationele man met een zorg en liefde voor de Nederlands-Indische kolonie. Zijn carrière verloopt voorspoedig en de Nederlandse samenleving in Indië waardeert hem hoog. Maar binnen zijn gezin vindt hij weinig liefde en waardering. Na het ontslaan van een van de regenten onder zijn bewind, wordt hij geconfronteerd met de ‘stille kracht’, een mysterieuze vorm van verzet die diep geworteld ligt in de Indische cultuur.
Bij het lezen van de eerste paar pagina’s valt de rijke beeldende taal waarmee Couperus het koloniale leven in Laboewangi beschrijft weer op. Nu merk ik dat Couperus meteen de diepte ingaat. Want die eerste pagina’s bevatten veel meer dan een mooie omgevingsbeschrijving, ze beschrijven de machtsverhoudingen in Nederlands-Indië.
Resident Van Oudijck maakt een avondwandeling naar de haven en terwijl hij passeert, worden de Javanen geacht te buigen, te “kruipen” zelfs, een beeld dat meteen opvalt. “Meestal begreep de Javaan, en maakte zich klein, en kromp in-een aan de rand van de weg, en ging als loophurkende voorbij.” Onder dit weerzinwekkende beeld van de machtsverhoudingen gaat echter een andere werkelijkheid schuil. Wat Van Oudijk niet opmerkt, is de ‘stille kracht’. “Die grote stevige man, praktisch, koel van denken, kort beslist van langdurige gezagsuitoefening, voelde misschien niet die donkere geheimzinnigheid drijven over de Indische avondstad.” Al in het begin wijst Couperus op deze dubbele dimensie in de relatie tussen de kolonisten en de lokale bevolking en suggereert dat de koloniale zaak niet houdbaar is. Van Oudijcks onderschatting van de ‘stille kracht’ wordt uiteindelijk zijn ondergang.
Hoe de personages reageren op de onvoorzienbaarheid en vergankelijkheid van het leven.
De machtsverhoudingen in Nederlands-Indië zijn slechts één aspect van het boek. Waar de roman meer om lijkt te gaan, is hoe de Nederlandse bewoners van de kolonie omgaan met hun vooroordelen, illusies en teleurstellingen over de koloniale wereld. Of eigenlijk, en dit komt voor mij als een verrassing, gaat het over nog iets essentiëlers: hoe de personages reageren op de onvoorzienbaarheid en vergankelijkheid van het leven.
De meesten vluchten in hun eigen wereld. Twee personen vluchten echter niet: resident Van Oudijck en Eva Eldersma, de vrouw van de secretaris van Van Oudijck. Beide personen weten de onvoorspelbaarheid van het leven een plek te geven en leren door tegenslagen en teleurstellingen de voor hen essentiële waarden kennen.
De resident wordt gedwongen om de ‘stille kracht’ van de Indische cultuur te zien en te aanvaarden. Hij neemt ontslag en trekt zich terug in het lokale leven van Nederlands-Indië, in een gelukkig gezinsleven dat hij altijd gemist heeft. Eva Eldersma, voor wie kunst het hoogste goed is, leert om te gaan met het gemis van Westerse cultuur in Indië. Ze leeft op als ze met haar artistieke talenten geld kan inzamelen voor een weduwe in nood.
De stille kracht leert mij kijken met ogen die verder reiken dan het zien van vastgeroeste idealen
Eldersma ontdekt dat “er hoger dingen zijn, die zij in haar spleen, weliswaar, soms verloochende, maar die er toch waren … die dingen waren om te worden van Toekomst; die dingen waren vooral om Vrede, Recht, en Verbroedering … van wat arm was en rijk”. Zij komt tot een diepe waardering van de rationele resident en zo ontstaat er een onverwachte vriendschap tussen twee mensen die door de ‘stille kracht’, die hun levensvisie op de kop zet, een nieuwe weg op het spoor zijn gekomen.
De stille kracht leert mij kijken met ogen die verder reiken dan het zien van vastgeroeste idealen en de vergankelijkheid van het leven. Het taalgebruik van Couperus, dat barst van nieuwe woordelementen, draagt daaraan bij. Wat ik als 15-jarige ontdekte, ontdek ik nu opnieuw: de kracht van goede literatuur die wegen opent.