Jezuïet en socioloog Thom Sicking woont al vijftig jaar in Libanon. Hij legt uit waardoor het land nu in zo’n diepe crisis is. En is er een weg uit? Hij schrijft met veel pijn in het hart.
Wie het nieuws over Libanon volgt, weet dat dit mooie land het erg slecht maakt: een enorme schuld, die de staat niet meer kan aflossen zonder internationale hulp, veel corruptie; een enorme tegenstelling tussen een kleine groep heel rijke Libanezen, en daaronder een heel grote groep armen. Zij die normaal de middenstand vormen zijn vandaag de dag afgezakt naar het niveau van de armen. Ongeveer vijftig procent van de bevolking leeft vandaag onder de drempel van armoede en is afhankelijk van hulp.
De privéscholen, die een groot gedeelte van de leerlingen vormen (meer dan de staatsscholen), kunnen de salarissen van hun leraren niet meer betalen. Ze moeten sluiten of in ieder geval een flink deel van hun personeel ontslaan. De staatsscholen kunnen de leerlingen die hierdoor in de kou komen te staan niet opvangen.
Neem daarbij nog de Palestijnse vluchtelingenkampen en, sinds de oorlog in Syrië, de grote toevloed van Syrische vluchtelingen (meer dan 1 miljoen op een aantal inwoners van rond de 4 miljoen). Er was al veel werkeloosheid in het land, maar de coronacrisis heeft dat percentage sterk doen stijgen.
De staatsscholen kunnen de leerlingen die hierdoor in de kou komen te staan niet opvangen.
De Libanese munt heeft inmiddels minstens de helft van zijn waarde verloren en zakt iedere dag verder weg. De vorige regering – die samen met voorafgaande regeringen verantwoordelijk wordt gesteld voor het debacle – is door massale protestbewegingen naar huis gestuurd. De nieuwe regering, met veel moeite gevormd, is samengesteld uit onafhankelijke technocraten die een aantal essentiële hervormingen door zouden moeten drukken. Maar vanwege grote druk vanuit van de traditionele partijen, die hun bevoorrechte positie niet op willen geven, slagen ze hierin niet.
Hoe is het zover gekomen? Op die vraag bestaat geen eenvoudig antwoord dat je in kort bestek kunt formuleren. Libanon is wel een klein maar vooral ingewikkeld land. Ik maak hier dus een keuze binnen de vele factoren die een rol spelen.
Libanon kent achttien officieel erkende ‘confessies’ (tawâif in het Arabisch), elk met een eigen privaatrecht (betreffende huwelijk, erfenis, familiezaken, enz.) en een eigen intern bestuurssysteem. Om de belangrijkste te noemen: soennieten en sjiieten (beiden islamitisch), maronieten, Grieks-orthodoxen, rooms-katholieken, Armeniërs (christelijk) en tenslotte de Druzen.
De politieke macht in het land is verdeeld tussen deze confessies volgens een ingewikkeld systeem. De president is een maroniet, de voorzitter van het parlement een sjiiet en de premier een soenniet. Ook de verdeling van andere belangrijke overheidsposten – rechters, hoofden van departementen en legerofficieren – moet aan een dergelijke verdeelsleutel voldoen, zodat geen enkele groep alleen de macht heeft.
Dat het parlement de regering controleert is zodoende fictie.
Libanon is de enige staat in het Nabije Oosten zonder staatsgodsdienst. Ook de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting is uitzonderlijk in deze regio. Sinds de burgeroorlog (1975 tot 1990) ligt er een akkoord dat alle partijen in de regering vertegenwoordigd moeten zijn, en dat beslissingen, zoals belangrijke benoemingen, alleen genomen kunnen worden met een twee-derde meerderheid. Iedere partij zorgt ervoor minstens één derde van de ministers in de hand te hebben, zodat ieder onwelkome beslissing geblokkeerd kan worden. Dit vreemde systeem houdt in dat alle partijen in het parlement een evenredig percentage ministers hebben. Dat het parlement de regering controleert is zodoende fictie. Er is geen sprake van regerings- en oppositiepartijen: iedere partij in het parlement zit ook in de regering.
Vanwege het confessionele systeem worden de leiders van elke groepering steeds opnieuw herkozen. De Libanees stemt niet voor een partijprogramma maar op een leider die geacht wordt de belangen van de groep te verdedigen en die hemzelf wellicht een baan bezorgd heeft. Het is voor een buitenstaander onbegrijpelijk dat de leiders, die onder de burgeroorlog aan het hoofd van de verschillende elkaar bestrijdende milities stonden, ook na de oorlog aan de macht bleven; zijzelf, of hun zoons. Je zou veronderstellen dat degenen die verantwoordelijk waren voor het drama van de burgeroorlog naar huis gestuurd zouden zijn. Het tegendeel is waar. Dat is alleen te begrijpen wanneer je beseft dat iedereen zich verplicht voelt trouw te blijven aan zijn traditionele familie en haar leiders. Er is nooit openlijk rekenschap gevraagd voor hun optreden en beleid.
Het gevolg van dit alles is dat de politiek al jarenlang verlamd is en geen enkele belangrijke hervorming kan doorvoeren. De elektriciteitsvoorziening is slecht georganiseerd en mensen zijn afhankelijk van privé-generatoren. Het vuilnis wordt opgehaald door een dure maatschappij, die het stort op een paar al overvolle plekken, met ernstige ecologische schade. Het openbaar vervoer is een chaos. Het liberale economische systeem heeft de welvaart en het belang van de bankwereld bevorderd, maar momenteel lijkt het Libanese pond in een vrije val terechtgekomen en is er groot gebrek aan contant geld. Er is een groeiende kapitaalvlucht naar het buitenland. Het is niet verbazingwekkend dat in een zo zwakke staat de corruptie enorm is.
In oktober 2019 kwam de regering met een nieuwe belasting op het, tot dan toe gratis, sociale medium WhatsApp. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen. Het werd niet langer getolereerd de toch al arme bevolking opnieuw te belasten om uiteindelijk een corrupt systeem te financieren. Er kwam een massaal protest op gang waarin voor het eerst het onderscheid tussen de confessies geen rol meer speelde.
Om vervangen te worden door wie? En hoe?
Men eiste dat alle politici zouden vertrekken om een nieuw staatsbestel te kunnen vormen voor het hele land, niet langer verdeeld tussen de confessies. Het bestuur van het land moest worden gedragen door inhoudelijk competente mensen. Maar dat zou betekenen dat zowel het parlement als de regering moesten opstappen. Om vervangen te worden door wie? En hoe? De macht was nog steeds in handen van de traditionele groeperingen en partijen en de invloed van de bankwereld was groot.
Dan speelt er nog de impact van de internationale politiek op Libanon. De sjiieten, met hun zwaar bewapende Hezbollah, worden financieel en politiek gesteund door Iran, aartsvijand van Amerika en Israël. De soennieten zijn afhankelijk van Saoedi-Arabië en de golfstaten, met daarachter natuurlijk de Verenigde Staten. Twee radicaal tegengestelde krachten. Hier bovenop kwam nog de Syrische crisis met de invloed van Turkije en van Rusland.
En nu? Zonder hulp van buiten is de situatie niet te redden. Mijn vrienden en kennissen zijn allemaal heel ongerust: ze riskeren hun werk kwijt te raken, ze zien hun inkomsten slinken en zien voor de toekomst geen perspectief. Velen overwegen het land te verlaten. Libanon is nooit echt één vaderland geworden, het was tot op vandaag een samenvoeging van verschillende groeperingen die een moeizame modus vivendi hadden gevonden. En die is nu blijkbaar definitief kapot. Het land kan alleen overeind komen door een bevolking die zich unaniem en totaal inzet voor het nationale belang en niet langer voor dat van de eigen groepering.
Het hele wankele systeem omver gooien resulteert in een algemene chaos
Zo’n radicale verandering komt niet in een paar dagen van hevige protesten tot stand. Er zijn groepen die zich goed van dit alles bewust zijn en die bereid zijn zich hiervoor in te zetten. Ze zijn intelligent en vol goede wil. Maar ze hebben de macht niet. Bovendien: het hele wankele systeem omver gooien resulteert in een algemene chaos die niemand kan controleren.
Libanezen willen niet terug naar een oorlogssituatie als in de jaren ’70. Uit ervaring weten ze dat zo’n burgeroorlog, doorweven met alle buitenlandse invloeden, geen oplossing biedt. Wat dan wel? Ik kan vandaag niet meer aanbieden dan een groot vraagteken. Dat doet pijn. Vooral omdat ik veel van dit land, waar ik nu al meer dan vijftig jaar leef en werk, ben gaan houden.