Je gevangen voelen onder de zware, grauwe deken van de duisternis of worden opgericht door een licht dat bevrijdt… Een beeldmeditatie bij twee indringende ramen.
Bij het eerste raam noteert de kunstenares: ‘Op dit raam zien we hoe de mensen sluimeren, over zichzelf heen gebogen, weggevlucht in niet-willen-zien en niet-willen-weten. De mensheid in haar pijn en armzaligheid: onder een loden deken achter de prikkeldraadafrastering van haar geestelijke gevangenschap, die niet alleen geestelijk hoeft te zijn. Toch is er – hoewel zwak – licht te zien, ergens bleekjes in de atmosfeer, een schijnsel in de mist. Lettertekens beginnen vaag zichtbaar te worden; zij kondigen het Woord aan, het Woord van God …’
Het tweede raam ligt net als het eerste op het noorden, maar dichter naar de oostwand toe. Het doorbrekend licht van het oosten dient zich aan. Bleek nog, maar gele stralen beloven een warme dag.
Waar tralies breken en het dek openbreekt, breekt het licht door
De mensen die tevoren nog neerlagen onder een grauwe loden deken, richten zich op en kijken hoopvol omhoog. Het grauwe dek versplintert en breekt open, het licht sijpelt binnen. Ook de vaalblauwe achtergrondkleur belooft een onbewolkte dag. Op de voorgrond drie rechtop staande, bruinkleurige spijlen. Zojuist waren die tralies nog gesloten en hielden ze de neerliggende bidders gevangen in doffe machteloosheid. Alles breekt: waar tralies breken en het dek openbreekt, breekt het licht door.
‘Wanneer zich dit alles begint te voltrekken, richt u dan op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing komt naderbij.’
De lettertekens die zichtbaar worden zijn weliswaar nog donker, maar worden duidelijker. De teksten zijn ontleend aan het evangelie: de hoogste, geschreven in het Aramees, verwijzen naar het oudste getuigenis van het Woord: die van het Nieuwe Testament, van de Verrijzenis dus.
Wanneer hoorde ik bij degenen die in duisternis neerlagen?
De onderste in het Latijnse schrift, met Keltische lettertekens, herinneren ons aan de monniken uit Ierland, Wales en Cornwall die net als de patroon van deze Bretonse kerk, Sint Albanus, uit de omgeving van Londen kwamen om ons het Woord te brengen.
Ik sta stil bij de afgebeelde mensen op het eerste en tweede raam. Probeer mij te binnen te brengen, wanneer ik hoorde bij degenen die in duisternis neerlagen; het aanbrekende licht nog niet zagen. En wanneer ik het meemaakte dat licht gloorde, mijn gevangenschap werd doorbroken, mijn oog geopend voor wat er nog meer te zien valt door de duisternis heen …
Afgebeeld zijn twee ramen uit een cyclus van vier, gemaakt door de kunstenares Christine Cocar. Zij bevinden zich in de kerk van het Bretonse plaatsje Saint-Alban.