Rob Faesen zet in zijn essay Ontmoeting uiteen dat er in de ontmoeting met de Ander een onvergelijkelijk geluk te vinden is. “Een gelukkig makende waanzin, althans daar lijkt het op.”
Naarmate je ouder wordt, groeit de ergernis over veranderingen. Al snel dreigt de valkuil dat je gaat zeggen dat ‘vroeger’ alles beter was. Relatiepatronen en de ethiek daaromheen zijn in dat verband kwetsbaar, want ze raken ieder van ons in ons diepste zelf – zeker als ze veranderen. Het wordt allemaal nog ingewikkelder als religie in het spel is wanneer mensen zoeken naar mogelijke onderlinge relatiepatronen. Rob Faesen durft het aan om in zijn essay Ontmoeting kritische noten te uiten over relatiepatronen van nu en te verwijzen naar een Middeleeuws ‘vroeger’ – toen alles beter was.
Faesen lijkt een pleidooi te willen houden voor de wederzijdse liefdesrelatie, die in onze dagen sleets is. Hij laat zich daarvoor inspireren door mystieke schrijvers uit de late Middeleeuwen. Maar mystici begrijpen is niet eenvoudig. Zij spreken en schrijven over een werkelijkheid die anders is dan de meestal beleefde en besproken werkelijkheid. Hun teksten blijven moeilijk toegankelijk, zeker als mystieke schrijvers een eigen taal ontwikkelen om over hun ervaringen te communiceren. Ook de belezen en op dit gebied deskundige Faesen ontwikkelt in zijn essay taal en gedachten die op vergelijkbare wijze moeilijk blijven – misschien dat alleen wie iets rechtstreeks ervaren heeft van Gods inwerking op de mens het beter kan verstaan.
Een gelukkig makende waanzin
Treffend is de subtitel: ‘religie als relatie’. Religie (‘verbinding’) is wezenlijk ontmoeting met de Ander, een onvergelijkelijk geluk dat reeds in dit leven ervaren wordt. Een gelukkig makende waanzin, althans daar lijkt het op.
Liefde, beschrijft Faesen met veel citaten uit een wijd literair spectrum, gaat over wederzijdse gehechtheid: de mens is relationeel, bedoeld om te minnen en bemind te worden. “Het lijkt me dat dit een mensvisie is die wij vandaag niet meer delen. Het lijkt erop dat relationaliteit in het hedendaagse mensbeeld veel minder fundamenteel is, bijkomstig.” Individualiteit is wezenlijk voor ons, terwijl mystieke auteurs individualiteit niet wezenlijk vinden, maar het ‘feit’ dat mijn bestaan gegeven wordt door de scheppende God. Niet het ik is het diepste van de mens, maar de blijvende relatie van de scheppende God die aan het ik zijn bestaan geeft.
Die scheppende God komt bij Faesen nogal gemakkelijk ten tonele. De Transcendente, stelt hij vast, is geen element in de wereld, maar is radicaal anders. Daarmee omgaan wordt dan wel een bijna onmogelijke opgave.
Het niet mis te verstane woord minne duikt op: een zijnstoestand van intieme vereniging van God en mens.
Het lijkt erop dat er momenteel een grote onwennigheid heerst ten opzichte van de andere. Voor relaties is dat bedreigend, maar het kan ook tot een diepere ontmoeting leiden. De ontmoeting met de Andere bij uitstek heeft zich reëel voorgedaan in de persoon van Christus. Het goddelijke en het menselijke, aldus Faesen, verenigde hij in zichzelf zonder dat ze versmolten. Het verschil werd gerespecteerd maar maakte tegelijk de ontmoeting mogelijk, blijvend want God is in zichzelf relatie en als Hij zich openbaart of toont gebeurt het als in een relatie. Zo’n ontmoeting ervaart ook Maria en met diverse kunsthistorische verwijzingen illustreert Faesen de uiterste eerbied van beiden voor elkaar. Zij is dicht bij God maar door haar eenvoud ook dicht bij ons en dat maakt haar tot een kroongetuige van de hier bedoelde relatie.
Middelnederlandse mystieke auteurs (zoals Hadewych, Ruusbroec, Willem van Saint-Thierry) zoeken termen om in menselijke taal iets weer te geven van deze ontmoeting met God. Het niet mis te verstane woord minne duikt op: een zijnstoestand van intieme vereniging van God en mens. Relatie is hier een meer fundamentele categorie dan ‘zichzelf zijn’. De mens is in wezen relatie – met de Schepper. “Vanaf het moment dat men dit opmerkt, ziet men dat deze mystieke literatuur kostbare schatten bevat, een unieke rijkdom waarin een vorm van liefde beschreven wordt, poëtisch en suggestief, een vorm van eerbiedige en totaal zelfvergeten liefde, waar wij in onze narcistische cultuur nauwelijks een besef van hebben.”
Hij wil ‘onvergelijkelijk geluk’ aan de man brengen, maar wie (of wat) ‘God’ is blijft wat onbestemd
En passant wil Faesen historische misverstanden corrigeren met een kaleidoscoop van filosofische details en momenten uit literatuur, kunst en wetenschap. Hij wil ‘onvergelijkelijk geluk’ (Erasmus) aan de man brengen, maar wie (of wat) ‘God’ is blijft wat onbestemd, alsof het hooi broeit en het vuur toegedekt blijft. Alsof niet alleen een deur wordt geopend, maar je ook echt naar binnen moet met het risico je vingers (of meer) te branden. Helaas bevat het boekje geen afbeeldingen: de lezer had graag willen zien hoe het onzichtbare zichtbaar wordt. En dat kan immers, getuige de kunstuitingen waarnaar verwezen wordt.
Geliefden die het Hooglied lezen zijn doorgaans verbaasd dat deze liefdespoezië (ook) in de Bijbel staat. Zelden wordt godsdienst nog als vindplaats van intimiteit gezien. Het essay van Rob Faesen kan helpen om deze geheimen in de context van religie te ontraadselen, maar enige eruditie is wel vereist om te kunnen proeven wat hier gezegd wil zijn. Wat hij schrijft over het boek van Marguerite Porete is ook voor zijn essay van toepassing: “Het boek is geschreven voor gevorderde lezers”. Maar als je de moeite neemt van het aandachtig lezen, word je wel beloond: je wordt je meer bewust van de wijze waarop deze ontmoeting zich in jou voltrekt.
Rob Faesen. Ontmoeting – religie als relatie in christelijk perspectief. Sjibbolet, Amsterdam, 2020. 80 blz. € 17,99.