De taal van de kerk en die van de maatschappij sluiten vaak niet op elkaar aan. Hoe daarmee om te gaan? Theoloog en voormalig anglicaans aartsbisschop Rowan Williams maakt van de nood een deugd.
Het went wel heel erg snel.
Op zondagmiddag loop ik door een overvolle supermarkt achter mijn karretje met boodschappen. Door mijn hoofd spookt de tekst van dat derde van de tien geboden: “Wees gedachtig dat gij de dag des Heren heiligt”. Ik realiseer me hoe weinig deze woorden bijdragen aan de discussies over de zondagsopenstelling van winkels in onze maatschappij.
“Religieuze taal onder druk.” Het is de titel die de voormalig aartsbisschop van Canterbury, Rowan Williams, koos voor zijn Schillebeeckx-lezing op 13 december aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Professor Wiliams, zoals hij steevast werd aangeduid, sprak als theoloog, maar gevoed door zijn eigen ervaring als aartsbisschop.
In de openbare ruimte bepaalt de staat het taalgebruik
Tien jaar lang was hij de anglicaanse aartsbisschop van Canterbury en daarmee de belangrijkste spreekbuis van de christelijke kerken in Groot-Brittannië. Het waren tropenjaren voor hem, door lastige discussies binnen de kerk over de plaats van vrouwen en homoseksuelen, maar ook door de voortdurende discussies over de plaats van de godsdiensten (christendom maar ook islam) in de geseculariseerde Britse maatschappij. Hij heeft zich er die jaren voor ingezet het geloof een plek te geven in het openbare leven en in het publieke debat.
Toen hij in 1991 tot bisschop werd benoemd, was hij al een bekend theoloog en hoogleraar in Oxford. Na zijn emeritaat begin van dit jaar keerde hij terug naar de universiteit, ditmaal naar Cambridge. Als theoloog verdiept Rowan Williams zich in de functie van taal. Hij beseft dat het traditionele binnenkerkelijke taalgebruik niet aansluit bij de taal van het politiek en maatschappelijk debat. Religieuze taal staat onder druk, zoals de rol van religieuze gemeenschappen binnen een seculiere staat onder druk staat. Religieuze taal en religieuze argumenten horen thuis binnen kerk of moskee en in het privédomein, mits dit niet in strijd komt met de regels van de seculiere maatschappij. En die maatschappij heeft de neiging alles te regelen en te controleren ‘tot achter de voordeur’. In de openbare ruimte bepaalt de staat (‘de maatschappij’, vaak gebruikt als vergoelijking voor de term ‘staat’, alsof we het zelf zijn) de argumentatie en het taalgebruik. Daarin klinkt een zin als “Wees gedachtig dat gij de dag des Heren heiligt” als komend uit een ander continent.
Religieuze taal staat onder druk, maar deze druk is volgens Williams ook heilzaam: het is onder die druk dat we gedwongen zijn een taal te vinden waarin God en het geloof hun plaats terugkrijgen in het publieke gesprek.
Waarbij voor het gemak het eerste deel maar wordt weggelaten
De kerstaankondiging (een hoopgevende oproep voor elke mens in onze wereld) wordt bij ons gereduceerd tot “Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen van goede wil”, waarbij voor het gemak het eerste deel maar wordt weggelaten, evenals trouwens de mensen van goede wil. Het is wellicht de belangrijkste rol van hedendaagse theologen als Rowan Williams om de taal en de woorden te vinden waarin God ter sprake kan worden gebracht als een positieve kracht in de maatschappelijke discussies van onze tijd.
Afbeelding boven dit artikel: Rowan Williams op een conferentie in Zwitserland in 2010. Foto: World Economic Forum via Wiki Commons (creative commons).