Bidden met de Bijbel kent een lange traditie. Mark Rotsaert kijkt naar twee grote stromingen. Waarin lijken de lectio divina en de Geestelijke Oefeningen op elkaar en waarin verschillen ze?
De lectio divina is ontstaan in de monastieke traditie van de kartuizers. De bedoeling was de monniken uit te nodigen tot een meer gepersonaliseerde manier van bidden.
De Gewoonten van de Chartreuse, in 1127-1128 opgesteld door Guido de kartuizer, zeggen in hun laatste bladzijde: “Jullie zullen inzien dat het genot van de psalmen, de toeleg op de lezing, de vurigheid van het gebed, de diepzinnigheid van de mediatie, de verrukking van de contemplatie en het doopsel der tranen geen betere stimulans kunnen krijgen dan van de eenzaamheid.”
Die tekst vermeldt de vier momenten van een lectio divina, zij het in een andere volgorde dan de traditie naliet: lectio, meditatio, oratio, contemplatio.
Je laat je aanspreken door de tekst, je laat je erdoor raken.
De lezing bestaat erin een tekst uit de Schrift aandachtig te lezen. Tijdens de meditatie ga je persoonlijk met de tekst om. Je denkt erover na, je tracht de betekenis ervan te vatten. Je laat je aanspreken door de tekst, je laat je erdoor raken. De oratio of gebed is een gesprek, een samenspraak, een dialoog. Je spreekt tot God of tot Christus en je legt Hem voor alles wat er naar aanleiding van de meditatie in je opkomt. Het eindpunt van de lectio divina ligt in de beschouwing, de contemplatio, waarbij je tot rust komt in Gods aanwezigheid.
Of Ignatius in de benedictijnerabdij van Montserrat in Spanje (1522) werd ingewijd in de lectio divina, weten we niet. Hij kwam er wel in contact met een ‘methodisch’ gebed, zoals de abt dat in zijn ‘Oefeningenboek’ ten behoeve van zijn monniken had ontwikkeld. Ignatius liet zich inspireren door de gebedsmethoden die hij er vond en ging daar op een persoonlijke manier mee om, zoals blijkt uit zijn Geestelijke Oefeningen (GO).
Tijdens die vier weken ontdek je hoezeer God in je leven aanwezig is
De GO zijn niet alleen een gebedsschool, ze zijn ook een school van onderscheiding. Het is een traject van één maand waarin je al biddend met de Schrift op zoek gaat wat je met je leven moet doen om zoveel mogelijk in harmonie te leven met het evangelie.
Dat proces is ingedeeld in vier weken. In een eerste week verlang je los te komen van wat er aan zondigheid nog in je leven aanwezig is, om je in de tweede week meer en meer te laten bepalen door het leven van Christus. Tijdens de derde week bid je met Christus in zijn lijden, en in de vierde week verheug je je met de verrezen Heer. Tijdens die vier weken ontdek je niet alleen hoezeer God in het leven van Jezus aanwezig was, maar ook in je eigen leven.
Ignatius geeft aan meditatie en contemplatie een welbepaalde structuur. Bij het bidden stel je je eerst in Gods tegenwoordigheid. Dan neem je een perikoop uit het evangelie en tracht je in te leven in het verhaal. Verder stelt Ignatius voor ‘een genade te vragen’ in overeenstemming met de inhoud van de Schrifttekst, voordat je begint te bidden met de tekst.
Gaf het me vreugde, rust, vrede, harmonie?
Op het einde van het gebed is er een ‘samenspraak’, die hij als volgt omschrijft: “Het gesprek houdt men door echt te spreken zoals een vriend spreekt met zijn vriend of een dienaar met zijn heer.” Die samenspraak is meestal een echo van de genade die bij het begin van het gebed werd gevraagd.
Na de meditatie of contemplatie vraagt Ignatius een ‘terugblik’ te doen op je gebed. Wat heeft me geraakt, en hoe heeft het mij geraakt? Gaf het me vreugde, rust, vrede, harmonie? Of integendeel bracht het onrust, onvrede, moedeloosheid? Dit geraakt worden door het Woord van God noemt Ignatius ‘vertroosting’ of ‘troosteloosheid’.
De terugblik wordt zo een moment van onderscheiding. Vooral de positieve momenten van vertroosting zijn bepalend om te onderscheiden hoe God mij beweegt. Maar de terugblik is ook een hulp bij de vele herhalingen die Ignatius voorschrijft: ga opnieuw bidden met dat moment waarop je geraakt werd, positief of negatief. Zo verdiep je je onderscheiding.
Meditatie en contemplatie zijn manieren van bidden die in de geestelijke literatuur al lang vóór Ignatius verspreid zijn. Ze komen ook voor in de lectio divina. Ignatius geeft er in de Geestelijke Oefeningen een specifieke betekenis aan. Het woord meditatie gebruikt hij tijdens de ‘Eerste week’ van de GO, waarin geloofswaarheden zoals zonde en kwaad centraal staan. Je gebruikt je geheugen (welke zijn mijn zonden), je verstand (ik denk na over mijn zondig leven) en je wil (om me te bekeren). Vanaf de ‘Tweede week’ verandert de inhoud van het gebed: centraal staat nu het leven van Christus. Bij het contempleren ervan krijgen de zintuigen een meer prominente plaats: “De personen zien, horen wat de personen zeggen, kijken wat de personen doen”.
Het beginpunt van een nieuwe levenswijze waarin je God in álles kunt vinden
De lectio divina bestaat uit vier momenten die één geheel vormen, ook het traject van de Geestelijke Oefeningen vormt een geheel. Maar in het boekje van Ignatius bepaalt de innerlijke dynamiek hoe Ignatius omgaat met elementen die hij in de traditie vindt. Een groot verschil is bovendien dat het boekje van de Oefeningen niet bedoeld is voor wie het traject wil doen, maar voor wie hem of haar daarin begeleidt.
Om de verschillen goed in te schatten moet steeds de bedoeling van beide manieren van bidden met de Schrift in het oog worden gehouden. Het eindpunt van de lectio divina is het rust vinden in het stille (aan)schouwen van God. Het eindpunt van de Oefeningen – de ‘Contemplatie om tot liefde te komen’ – is tevens het beginpunt van een nieuwe levenswijze waarin je God in álles kunt vinden.