Jezus voerde een heilige oorlog, zegt André Cnockaert. Waarin hij “al weldoende rondtrok”. Een oorlog tegen het helse kwaad dat knaagt in elk van ons.
Marcus vermeldt dat Jezus bij het begin van zijn openbaar leven naar Kafarnaüm gaat. Mattheüs zegt zelfs dat hij Nazareth verlaat om zich in Kafarnaüm te vestigen. Ik denk dat we daar iets te gemakkelijk overheen lezen.
Een Frans-Libanese cineaste gaf de titel Kafarnaüm aan een film die zich in het vandaag zo geteisterde Nabije Oosten afspeelt. Toen men haar vroeg waarom ze die titel koos, antwoordde ze: “Het is de hel. In het Frans zegt men toch: c’est un Capharnaüm” En inderdaad, een plaats waarin alles wanordelijk en chaotisch overhoop ligt, noemt men in het Frans: een Kafarnaüm.
Want voor Marcus gaat het werkelijk om een strijd.
Het Kafarnaüm van Jezus’ tijd was meer dan een vissersdorpje aan de Noordkust van het meer van Gennesareth. Het was een pleisterplaats op de belangrijke handelsroute die Noordoost-Azië verbond met Egypte. Kafarnaüm lag in Jesaja’s Galilea der heidenen. Men mag aannemen dat het een stadje was met een heel bonte bevolking waardoor de plaatselijk joodse gemeenschap die onder andere uit vissers bestond, in contact stond met de multiculturele hellenistische wereld. Dit is wellicht merkbaar in het feit dat onder de apostelen sommigen een Griekse naam dragen. Zij verstonden en spraken misschien wel koinè Grieks, zoals Philippus en Andreas die Grieken tot bij Jezus brachten.
Ongetwijfeld is Jezus “al weldoende” rondgegaan in het landelijke Galilea. Maar als standplaats en uitvalsbasis heeft hij Kafarnaüm gekozen. Daar is het dat de mensen hun verbazing uitspreken over een gezagvol onderricht dat frisser klinkt dan dat van de Schriftgeleerden uit Judea. Zeker, de passie zal zich voltrekken in het Judese bolwerk van Jeruzalem. Maar na de verrijzenis worden de leerlingen vlug weer naar dat Galilea gezonden. Daar zullen ze Hem zien en zijn strijd verder moeten zetten. Want voor Marcus gaat het werkelijk om een strijd.
Het helse kwaad dat knaagt in elk van ons
Marcus vertelt bij het begin van het openbaar leven een duiveluitdrijving in de synagoge van Kafarnaüm, met een dramatische intensiteit, als een geweldige confrontatie van Jezus met het kwaad. Te vergelijken met Jezus’ confrontatie met de Satan in het woestijnverhaal uit Mattheüs. Door dit verhaal te plaatsen aan het begin van Jezus’ openbaar leven, zegt Marcus dat de hele zending van Jezus kan worden gezien als een hardnekkige strijd tegen het kwaad. Het helse kwaad dat knaagt in elk van ons, het kwaad dat ook in onze hedendaagse Kafarnaüms woekert en er een hel van maakt.
Jezus en zijn volgelingen moeten een heilige oorlog voeren. Niet de heilige oorlog van de moslimjihadisten, maar wel een onverbiddelijke strijd tegen de innerlijke demonen die zich in het diepste van elk mens verzetten tegen het enige gebod dat ons persoonlijk leven zou moeten inspireren en onze samenleving beter leefbaar maken: ge zult uw naaste als uzelf beminnen en weldoende door het leven gaan.
Afbeelding:De kruisdraging, toegeschreven aan Jheronimus Bosch, in het Museum voor Schone Kunsten in Gent.