Guido beklimt met zijn neefjes en nichtjes een alpenreus (3.540 meter). Vlak voor de top overvalt hem iets wat hem nog lang tot nadenken stemt.
Heel vroeg, nog voor het opgaan van de zon, waren we vertrokken uit de Cabane du Trient. We wilden ons wagen aan de beklimming van de Aiguille du Tour, op de grens tussen Zwitserland en Frankrijk, een bergtop die een prachtig uitzicht biedt op de vallei van Chamonix.
Nu ja, echt gewaagd was deze bergtocht niet. De Aiguille du Tour ziet er langs drie kanten vervaarlijk uit maar is vrij gemakkelijk te bestijgen langs de zuidkant. Maar als je gezelschap bestaat uit een sliert onervaren tieners, neefjes en nichtjes, kan je toch niet helemaal gerust zijn.
Lange tijd verliep alles naar wens. De sneeuwvlakte van de Plateau du Trient, eigenlijk het vlakke stuk van een gletsjer, leek een uitgestrekt wit vloerkleed en de opgaande zon kleurde de omringende bergtoppen rozerood. Euforie overviel ons toen wij onze bestemming naderden. En toen gebeurde er iets. De eerste neefjes hadden de top al bereikt, een scherpe rotspunt met daarachter een diepe, steile afgrond. Ik keek op en zag één van hen op die rotspunt staan. Op één been. Alsof hij uitdrukking wilde geven aan de transcendentie van de mens boven de krachten van de kosmos.
Had ik hem moeten uitschelden omdat die dwaze tiener voor zijn gezellen de grote jan wilde uithangen?
Had ik hem moeten toeroepen voorzichtig te zijn? Had ik hem moeten uitschelden omdat die dwaze tiener voor zijn gezellen de grote jan wilde uithangen? Dat heb ik niet gedaan. Ik stond sprakeloos, als bevroren. Niet door de angst dat hij zijn evenwicht zou verliezen maar door een plotse, verlammende hoogtevrees.
Die plots opgekomen hoogtevrees bleef mij nog lang tot nadenken stemmen. Vanwaar kwam die? Was die het gevolg van empathie, een hoogtevrees die hij had moeten voelen en die ik nu in zijn plaats had gevoeld? Of ligt hoogtevrees diep verscholen in alle mensen en is er maar een lichte aanleiding nodig op die naar boven te doen komen?
Hoogtevrees herinnert ons aan een onopvallende gezel tijdens ons aards bestaan: de zwaartekracht. Die moeten we dankbaar zijn. Die geeft ons een vaste bodem onder de voeten. Die liet een overmoedige tiener toe een beetje met haar te spelen op de Aiguille du Tour. Die laat doldwaze miljardairs zoals Jeff Bezos en Richard Branson fortuinen investeren in enorme raketten om even met haar te kunnen spelen. Maar die herinnert ons eraan, op cruciale momenten, dat wij, broze schepsels die we zijn, diep kunnen vallen.
Daaraan willen wij doorgaans niet herinnerd worden. Wij verkiezen ons te hullen in de mantel van het routineuze leven, ver weg van de grote risico’s, ver weg van ervaringen die ons herinneren aan de broosheid van de schepsels die wij zijn. Gelukkig zijn er die momenten van hoogtevrees. Zij leren ons dat wij altijd aan de rand van een afgrond staan.
Ja, om de schoonheid van ons stukje kosmos te kunnen bewonderen
Waarom wagen mensen zich aan de beklimming van de Aiguille du Tour? Waarom willen zij de ruimte ingeschoten worden met het tuig van Jeff Bezos? Ja, om de schoonheid van ons stukje kosmos te kunnen bewonderen maar tevens om te kunnen huiveren voor de dreiging van diezelfde kosmos en voor de goddelijke kracht die daarachter schuilgaat. Geen grote bewondering zonder diepe huivering.
Bergwandelaars praten er graag over, als zij veilig zijn teruggekeerd in de berghut. Dan praten ze, gezellig samen rond een tafeltje, over de ongevallen waarvan zij getuige zijn geweest, die anderen overkomen zijn en waaraan zij ontsnapten. Maar ooit staan wij zelf oog in oog met de krachten van de schepping, ook wanneer wij op vaste grond meenden te staan, ook wanneer wij met die krachten meenden te kunnen spelen. Ooit zullen wij vallen. En dan zal er enkel God zijn om ons op te vangen.