De ontkerkelijking en het opzeggen van het lidmaatschap nemen geleidelijk toe vanaf de jaren zestig. Welke rol spelen grote kerkelijke schandalen daarin? In Duitsland konden sociologen dat nauwkeurig onderzoeken.
In onze katholieke kerkgemeenschap gebeurden dingen die aanleiding gaven tot grote schandalen. Op zich is dat al erg genoeg. Maar daarbij komt nog dat die schandalen kwalijke gevolgen hadden en bijvoorbeeld aanleiding gaven tot kerkverlating. Welke omvang heeft de kerkverlating aangenomen?
Financiële overwegingen hebben zwaarder gewogen, zo bleek later, dan de ethisch-kerkelijke
In Duitsland is het mogelijk die vraag cijfermatig te beantwoorden. Daar is immers de Kirchensteuer in voege. Alle leden van de katholieke en protestantse kerkgemeenschappen betalen immers, bovenop hun inkomensbelasting, een belasting van 8 à 9 procent aan hun kerkgemeenschap. Die belasting wordt samen met de inkomensbelasting geïnd door de staat. Belastingplichtigen die niet tot een kerkgemeenschap behoren zijn ervan ontslagen. Een ietwat vreemde regeling die de burgers ertoe zou kunnen aanzetten hun kerkelijk lidmaatschap op te zeggen terwijl ze erop blijven rekenen dat de kerken hun opdrachten inzake onderwijs en gezondheidszorg, om er maar twee te noemen, zullen blijven vervullen. En inderdaad, een aantal van hen maakt van die mogelijkheid gebruik, vooral nu de ontkerkelijking toeneemt.
De ontkerkelijking en het opzeggen van het lidmaatschap nemen geleidelijk toe vanaf de jaren zestig en lopen gelijk in de katholieke en in de protestantse kerkgemeenschap. Thans hebben sociologen onderzocht in welke mate die tendens versneld werd door het uitbreken van kerkelijke schandalen en door andere markante gebeurtenissen in de maatschappelijke context. (Zie het artikel van Frick, Moser en Simmons in de Journal for the Scientific Study of Religion, september 2021.)
Deze sociologen zijn daarbij tot enkele opmerkelijke vaststellingen gekomen. De grote katholiek-kerkelijke schandalen, zoals het misbruikschandaal rond 2010 en het financiële schandaal van de buitensporige uitgaven van de bisschop van Limburg rond 2014, hebben een grote impact gehad. Maar dat is niet het einde van hun verhaal. Andere gebeurtenissen hebben eveneens een impact gehad op het ledenbestand van zowel katholieke als protestantse bisdommen.
De beschikbare gegevens wijzen uit dat het opzeggen van het lidmaatschap op de eerste plaats gevoelig is geweest voor louter financiële overwegingen. In 1990, na de hereniging, werden de Oost-Duitsers onderworpen aan het belastingstelsel van West-Duitsland en dus ook aan de Kirchensteuer. Bovendien werd kort daarop een solidariteitsbelasting geheven om de hereniging te financieren. Vooral Oost-Duitsers hebben toen uitgekeken naar wegen om deze bijkomende fiscale druk te ontwijken. Met als gevolg een hoge piek van kerkverlatingen, vooral bij protestanten (kerkelijke Oost-Duitsers zijn in meerderheid protestants). Deze financiële overwegingen hebben zwaarder gewogen, zo bleek later, dan de ethisch-kerkelijke.
De geruchtmakende encycliek Humanae Vitae heeft de kerkverlating afgeremd.
De verkiezing van Johannes XXIII en daarna van Paulus VI hebben de tendens even versneld, die van Johannes Paulus en daarna die van Benedictus hebben die daarentegen vertraagd. Waarom is niet meteen duidelijk. Wellicht omdat de Duitse katholieken gunstig stonden tegenover respectievelijk een Poolse en een Duitse paus hoewel, of misschien precies omdat, die een eerder conservatief imago hadden. Vreemder nog is het feit dat de geruchtmakende encycliek Humanae Vitae de kerkverlating eveneens heeft afgeremd.
Het financieel schandaal in het bisdom Limburg zorgde bij de katholieken voor niet meer dan een verwaarloosbare opstoot van kerkverlatingen en die heeft ook niet lang aangehouden. Het ethisch schandaal van het misbruik heeft wel voor een grote opstoot gezorgd die ook langer heeft geduurd: de kerkelijke overheid heeft deze crisis niet goed beheerd. Wat trouwens nauwelijks te verwachten was.
Mogen wij besluiten dat protestanten en katholieken zich voelen als leden van dezelfde familie?
Paradoxaal worden de cijfers pas wanneer men de katholieken vergelijkt met de protestanten. Blijkt immers dat die katholieke gebeurtenissen ook impact hebben gehad op het ledenbestand van de protestantse kerken. Zo heeft het misbruikschandaal, met enige vertraging, ook een negatieve invloed gehad op het protestantse ledenbestand. Het financiële schandaal van 2014 heeft zelfs een veel grotere invloed gehad bij de protestanten dan bij de katholieken. En ook de pauskeuzes lieten de protestanten kennelijk niet onberoerd. Mogen wij daaruit besluiten dat protestanten en katholieken zich in Duitsland ondanks alles voelen als leden van dezelfde familie?
PS Het is te betreuren dat de onderzoekers geen aandacht hebben geschonken aan schandalen in het protestantse milieu. Heeft zich daar niets ophefmakends voorgedaan? Of heeft de mindere centralisatie van de protestantse kerkgemeenschap ervoor gezorgd dat nieuws daar meer gepercipieerd werd als lokaal nieuws?
Afbeelding: Berliner Dom, door Gilbert Sopakuwa.