Europa verkeert in een identiteitscrisis. Wat is nog de bijzondere betekenis van ons deel van de wereld? Een antwoord in het spoor van de katholieke cultuurfilosoof Romano Guardini.
Een regelmatig terugkerend verschijnsel van de Europese geschiedenis is de poging om de politieke architectuur van dit schiereiland te ordenen vanuit één centrum. Denk bijvoorbeeld aan Madrid (Philips II), Parijs (Lodewijk XIV, Napoleon) of vanuit Berlijn (Wilhelm II, Hitler). Deze pogingen stuiten voortdurend op verzet en lijden schipbreuk, want de Europese identiteit wordt nu juist gekarakteriseerd door een eigen meerstemmigheid, die niet te herleiden is tot een eenheidsstaat.
De begrijpelijke poging om Europa na twee wereldoorlogen te ordenen vanuit het oogmerk van de economie was weliswaar vernieuwend, maar eigenlijk ook een ordening vanuit één principe. Dat deze poging vastloopt in de huidige monetaire en economische crisis lijkt daarom in die geschiedenis van Europa te passen. In het licht daarvan hoeft deze crisis geen reden tot pessimisme te zijn. In tegendeel, dit ‘falen’ zou wel eens een kans kunnen zijn die ons juist dichter brengt bij dat wat onze Europese identiteit uitmaakt. Voorwaarde is dan wel, dat er ontvankelijkheid ontstaat voor het symfonische van het Europese geluid: een goed op elkaar afgestemde meerstemmigheid.
Een eigen werelddeel is Europa niet, want dan is zij niet meer dan een klein schiereiland aan de kolos Azië
Deze stand van zaken kan ons weer ontvankelijk maken voor lange tijd overstemde geluiden uit het Europees concert. Zo wil ik hier aandacht vragen voor een van die meer subtiele en stillere stemmen: Romano Guardini (1885-1968), een in zijn tijd gezaghebbende denker die een bijdrage wilde leveren aan een menselijk en geestelijk Europa.
Toen hij in 1962 de Erasmusprijs in ontvangst nam, sprak Guardini een rede uit: Europa, Wirklichkeit und Aufgabe. Daarin herinnert deze uit Italië afkomstige denker, die uiteindelijk voor de Duitse nationaliteit koos, zich de spanningen die deze keuze met zich mee bracht en hoe het perspectief Europa voor hem daarin een weg opende om met deze spanningen om te gaan.
In zijn rede ontbreekt een welomschreven definitie van de Europese identiteit. Eén mogelijke definitie sluit hij op voorhand uit: een werelddeel of eigen continent is het niet, want dan is Europa niet meer dan een klein schiereiland aan de kolos Azië. Waar ligt dan de bijzondere betekenis van Europa? Volgens Guardini niet in de grootte van haar bevolking, haar verenigde industrie of cultuur, want daarin zal zij door andere continenten worden ingehaald. Hij tracht die vraag te beantwoorden door van haar weg te kijken en zich de vraag te stellen of Europa een bijzondere opgave toekomt.
Opvallend is dat Guardini daarbij zwijgt over het christendom. Van een katholiek cultuurfilosoof was een dergelijke verwijzing te verwachten. In eerdere beschouwingen heeft hij wél uitdrukkelijk gesproken over de relatie van het christendom en Europa. Europa beschreef hij daarin als die geschiedkundige grootheid, die op beslissende wijze door de gestalte van Christus gevormd is. Hij verbindt daaraan de conclusie dat als Europa nog iets wil voorstellen, dat het dan christelijk moet zijn of anders zal ophouden te bestaan.
In zijn toespraak van 1962 is Guardini over de verwijzing naar de relatie tussen Europa en Christus minder expliciet en lijkt hij daarover zelfs te zwijgen. Lijkt… De opmerkzame toehoorder en hardnekkige vragensteller ontdekt een kleine verwijzing, die op een niet onbelangrijk spoor zet.
Guardini vraagt aandacht voor een probleem dat hem verontrust en dat dringend om een oplossing vraagt: het probleem van het machtsgebruik van de mens. Hij onderscheidt twee verschillende vormen van machtsgebruik. Op de eerste plaats die van de heerschappij of de heerlijkheid. Zij brengt een metafysische werkelijkheid tot uitdrukking, die van de maiestas. Volgens Guardini wordt daarmee op een of andere wijze goddelijke hoogheid gerepresenteerd. Deze vorm van machtsgebruik is verbonden met het geloof in God. Op het moment dat geloof niet meer in voldoende mate aanwezig is kan deze vorm van heerschappij alleen nog als geweld ervaren worden, waartegen het vrijheidsgevoel van de mens in opstand komt. Guardini erkent dat deze wijze van machtsgebruik zijn tijd gehad heeft.
Guardini karakteriseert Europa vooral als een ‘Gesinnung’, een gezindheid
Wanneer hij een vingerwijzing doet in de richting van een oplossing, dan noemt hij een tweede vorm van machtsgebruik die veel minder opvallend is. Een vorm van machtsgebruik die dienstbaar is. Wie de vraag stelt waar deze vorm van machtsgebruik uit gevoed wordt, komt onmiskenbaar op het spoor van het christendom. Echter – als reactie op Nietzsche, die de christelijke moraal een houding van slappelingen heeft genoemd – karakteriseert Guardini deze vorm van dienstbaarheid als een zaak van de sterke mens die zich voor het leven verantwoordelijk weet.
En dan brengt hij het in onbruik geraakte woord ‘deemoed’ in het debat over macht in. Deemoed, niet als een uiting van zwakte, maar als een dienende kracht die wil dat de dingen van de wereld ‘recht’, op de juiste wijze gerealiseerd worden. Deze gedachte over de deemoed vindt zijn oorsprong in die houding die Christus ten diepste gerealiseerd heeft en waarvoor Paulus in zijn brief aan de christenen van Filippi het woord kenosis, ‘ontlediging’ heeft gemunt. Guardini noemt het een deugd van kracht. Hier is sprake van een macht die zichzelf zo volkomen in de hand heeft, dat zij in staat is om van zichzelf afstand te doen.
Guardini wijst erop dat het Europa, waarover hij gesproken heeft, nog niet bestaat. Het is een project in wording. Het heeft te maken met politiek, economie en techniek. Maar Guardini karakteriseert Europa vooral als een ‘Gesinnung’, een gezindheid, maar wel een die om concretisering vraagt.
Europa is zeker geen uniform geheel, maar een spanningseenheid van heel verschillende, soms ver uit elkaar liggende delen (naties, volken en regio’s). Dat vraagt om een bereidheid verschillende elementen te willen toelaten en te zoeken naar waar de eenheid in die verscheidenheid ligt. Van eenieder vraagt dat de bereidheid om zich in die grotere eenheid in te willen voegen. Dit alles doet een beroep op een werkelijke houding van dialoog.
Verder is Europa niet een zelfgenoegzame werkelijkheid, maar een wiens identiteit helder wordt in de toewijding aan een opgave die haar gesteld is. Een opgave die zichzelf ziet als een ‘zorg voor de mens’ en daarin een vorm van dienstbaarheid aan de hele wereld. Wanneer Guardini haar een gezindheid noemt, dan is Europa een veeleisend project in wording. Guardini heeft een houding van dialoog laten zien die in staat is spanningen op een vruchtbare wijze uit te houden. Daarmee heeft hij een voorbeeld gegeven van een dienende macht die de eigenlijke identiteit van Europa karakteriseert. Een Europa waar wij hooguit naar op weg kunnen zijn.