Bert Daelemans SJ mediteert bij dit bronzen beeld van Rory Geoghegan: de verrezen Jezus ontmoet zijn moeder. Als ervaring kan ook ons dit overkomen. “God de pelgrim is steeds op weg en komt vaak voorbij.”
Volgens een gewortelde middeleeuwse traditie bezocht de Verrezen Heer op de eerste plaats zijn moeder. Hier zien we dit bezoek in brons uitgebeeld als een omarming. Dit in tegenstelling tot zoveel afbeeldingen waar zij elkaar niet aanraken, om aan te tonen dat Jezus al tot een andere werkelijkheid behoort.
Jezus omarmt Maria zorgzaam zonder haar te overrompelen. Zij kijken elkaar zelfs niet aan, wat ons laat zien dat haar ervaring innerlijk is en zich afspeelt daar waar zij alles bewaarde: in haar hart. Dieper nog, daar waar al wat van belang was werkelijkheid werd: de aankondiging, de visitatie, de incarnatie, de transfiguratie, de passie, de verrijzenis, de hemelvaart, Pinksteren en, niet te vergeten, de dagdagelijkse rompslomp. De Verrezene spreekt haar niet aan vanuit de hoogte, maar vanuit de diepte van het hart.
Daarom staat haar ervaring niet zo ver af van de onze. Voor wie oprecht wenst te bidden – dat wil zeggen: de Verrezene te ontmoeten – ligt deze ervaring klaar.
In dit beeld van de Engelse jezuïet-beeldhouwer Rory Geoghegan (1931) is Jezus gekleed als pelgrim. Dit kan verwijzen naar de verrijzenisverhalen, zoals dat van de Emmaüsgangers. Maar het zou ook kunnen wijzen op de vluchtigheid van een dergelijke mystieke ervaring, die hier voor Jezus’ moeder (en voor ons) is weggelegd. God de pelgrim is steeds op weg en komt vaak voorbij. Dan is het van belang om aandachtig te blijven en zijn bezoekjes niet uit het oog te verliezen.
Alles is luchtig, adem en Pinksterwind
Jezus buigt zich over Maria zonder neerbuigend te doen. Zijn buitengewone proporties tonen zijn nieuwe status aan, die van het geestelijke lichaam (1Kor 15,44) dat niet meer in de maten van vroeger past, die van het eeuwige leven en van de overwinning op de dood. Zijn grootheid toont zich in de zachtheid waarmee Hij haar omarmt.
Jezus neemt liefdevol haar hand en laat ruimte tussen hen in, ruimte die zich vult met Heilige Geest, dat wil zeggen: vrede, aanwezigheid, herkenning en herinneringen (de Geest “zal u alles in herinnering brengen”, Joh 14,26).
Alles is beweging: het golvende haar van Maria, de zachte bries in de gewaden, de benen die wel lijken te dansen. Alles is luchtig, adem en Pinksterwind – heilige Geest, nooit ver weg van het lichamelijke. Onzichtbaar misschien, maar zeker niet onmerkbaar. Alsof de Verrezene ook over Maria zijn levengevende, opbeurende, troostende Geest blaast, zoals met zijn apostelen (vgl. Joh 20,22).
Deze ontmoeting speelt zich af in de diepte van het lichamelijke
Bovendien omarmt Jezus haar langs achter. Dit wil zeggen: Hij wordt ervaren vooraleer hij wordt gezien, gevoeld vooraleer hij wordt gehoord, ontmoet vooraleer hij wordt verwacht. Zoals een omarming die leven geeft, een pelgrim-God steeds onderweg. Het lijkt wel of Hij haar helpt te stappen: inderdaad, de verrijzenis ervaren is op weg gaan.
Deze ontmoeting speelt zich af in de diepte van het lichamelijke. Het gaat hier niet om een virtuele, abstracte, mentale en louter geestelijke ervaring. Deze omarming is perfect voelbaar in het lichaam dat wij hier en nu zijn. Allicht wordt dit slechts ervaren wanneer ik meer mijn lichaam ben: eerder organisch dan materialistisch, eerder aandachtig dan oppervlakkig, eerder gevoelsmatig dan impulsief. Hier opent de beeldhouwer een ruimte vol van Geest, een ruimte waar ook ik in kan stappen.
De Verrezene, zegt Ignatius, brengt troost. Dat is wat de beeldhouwer hier in brons giet: troost als omarming, troost als zending. Want ieder die geraakt wordt door de Verrezene is geroepen om die troost uit te dragen: “Troost, ach troost toch mijn volk” (Jes 40,1).