Op zondag 15 mei wordt de Nederlandse karmeliet Titus Brandsma heiligverklaard. Een mooie opsteker voor journalisten, vindt Rick Timmermans.
Op 3 november 1985 werd de Nederlandse karmeliet Titus Brandsma zalig verklaard. Hij werd de eerste officiële geloofsmartelaar van het nationaal-socialisme. Tijdens de oorlog was er al sprake van volksdevotie rond de vermoorde karmeliet. Het gedichtje ‘O, Jezus als ik U aanschouw’, geschreven in gevangenschap, ging van hand tot hand en zijn celgeschriften werden na de bevrijding in 1945 met grote oplage gedrukt.
De banier die tijdens zijn zaligverklaring in de Sint-Pieter werd ontrold, toont Brandsma met de journalistenpen in de rechterhand en de palm van het martelaarschap in de linkerhand, naast prikkeldraad van het concentratiekamp. Op 15 mei wordt Brandsma heilig verklaard en krijgt het journalistengilde er een beschermheer van jewelste bij.
Titus Brandsma werd geboren op 23 februari 1881 en stierf op 26 juli 1942 in concentratiekamp Dachau – uitgeteerd en kapot gemaakt – aan de gevolgen van een darmcatarre. Hij is 61 jaar geworden. Hoe is hij in Dachau terechtgekomen?
Toen Duitsland in 1940 Nederland bezette, koos Brandsma zonder aarzelen de kant van de katholieke leiders. Die voelden er niets voor om ideologisch met de nieuwe gezagsdragers aan te pappen. Aartsbisschop Johannes de Jong had in 1935 de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) veroordeeld en nam daar geen letter van terug.
Brandsma en de aartsbisschop spraken elkaar regelmatig, aangezien Brandsma onder andere bisschoppelijk adviseur in perszaken was. De karmeliet zette zich met veel energie en dapperheid in voor de katholieke zaak. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn grote (en fatale) inspanningen om te voorkomen dat de katholieke pers zou buigen voor de bezetter. De ‘hetze’ (aldus de Duitse Sicherheitsdienst) van deze katholieke bladen tegen de Duitse bezetting en later ook tegen de NSB waren hen een doorn in het oog. Het is vanwege deze ‘hetze’ dat Brandsma uiteindelijk werd gearresteerd.
Wat was het geval? Uitgevers van katholieke kranten mochten van de bisschoppen geen advertenties van de NSB plaatsen. De bezetter reageerde daarop door duidelijk te maken dat deze weigering verboden was.
Hoe moest de aartsbisschop hierop reageren? Een scherp geformuleerd veto zou sluiting van alle katholieke bladen tot gevolg kunnen hebben, een zwakke reactie kon de indruk van lafheid wekken. Besloten werd dat Titus Brandsma een brief zou schrijven waarmee hij langs de bisschoppen en de hoofdredacties van de vijftien belangrijkste katholieke bladen zou gaan voor hun instemming. De strekking: redacties die ‘prijs stellen op het katholieke karakter van haar dagblad’ moesten advertenties van de NSB ‘beslist weigeren. Het kan niet anders. De grens is hiermee bereikt.’
De koortsachtige reis van Brandsma eindigde na negentien dagen in een arrestatie. Hij werd vastgezet vanwege de ‘stelselmatige voorbereiding van een verzetsbeweging’. Hoewel Brandsma wist dat zijn arrestatie aanstaande was, sloeg hij ieder aanbod om onder te duiken af. Hij was er klaar voor opgepakt te worden. In zijn woorden: ‘Nu krijg ik wat zo weinig mijn deel is geweest, en waar ik altijd naar heb verlangd. Nu ga ik de cel tegemoet en zal ik pas een echte karmeliet zijn.’
Wellicht zijn bovenstaande woorden door de ontstane volksdevotie niet helemaal zuiver toe te schrijven aan Brandsma, wel schreef hij vanuit zijn cel in Scheveningen dat hij zich er ‘veilig’, ‘gelukkig’ en ‘tevreden’ voelde, want ‘nooit was Onze lieve Heer mij zó nabij’. Zeven weken later werd hij naar strafkamp Amersfoort gestuurd en uiteindelijk, via enkele omwegen, naar Dachau waar hij zou sterven.
Deze korte citaten geven iets weer van de innerlijke gesteldheid van de karmeliet. Voor Brandsma, die zich als hoogleraar maar ook als journalistiek publicist intensief bezig heeft gehouden met het ontsluiten van mystieke teksten, was het ervaren van de intieme eenheid met God niet enkel iets uit diepzinnige, middeleeuwse geschriften. Professor en jezuïet Robert Régout noemde Brandsma dan ook ‘een mysticus in het volle leven, die rustig en toch rusteloos kon zijn vanuit een innerlijke eenheidservaring.’
Dat beeld doemt ook op in verschillende getuigenissen uit het concentratiekamp. Hij moet met zijn 61 jaar en 54 kilo veel geleden hebben onder het militaire regime, de voortdurende vernederingen, de honger en de kou. Toch roemen overlevenden zijn opvallende vriendelijkheid, zijn sereniteit en zijn pastorale bekommernis om medegevangenen. De kapucijn pater Othmarus, die met hem in Dachau zat, getuigde later: ‘Brandsma werd zo mishandeld dat letterlijk zijn tanden los in zijn mond stonden. Maar nooit hoorde ik of iemand anders een klacht over zijn lippen komen.’ Ook in de hel van Dachau bleef hij anderen steunen, de biecht afnemen en troosten.
Mystiek was voor Brandsma het tegendeel van vluchten uit de wereld. Niet voor niets omschreef Godfried Bomans, ooit student bij Brandsma, de karmeliet als ‘de enige mysticus op het vasteland van Europa die een algemeen spoorabonnement bezat en in treincoupé’s zalig is geworden’. In mystiek zag Brandsma een remedie voor de kleine en grote maatschappelijke problemen. Het besef van mystieke afhankelijkheid was voor hem een voorwaarde voor het herstel van de verbroken orde in de wereld. Daarvoor vond hij het nodig dat mystiek voor iedereen bereikbaar zou zijn. Aan beide zaken heeft Brandsma zijn beste krachten gegeven.
Een zoektocht waar een stevig innerlijk anker en kompas voor nodig is
Zo’n beschermheer krijgt dus de journalist. Het getuigenis van Brandsma is een steun om zich niet tegen te laten houden in de zoektocht naar waarheid en het geven van een stem aan hen die door machthebbers worden verdrukt. Een zoeken dat zich richt op de buitenwereld, maar waar een stevig innerlijk anker en kompas voor nodig zijn.
Verder lezen? Titus Brandsma – van held tot heilige (door zeven wetenschappers van de Radboud Universiteit).