Omdenken, daar gaat de rechtsfilosofie van de aarde grotendeels over. De mens staat er niet centraal en de natuur is er geen consumptieproduct. Bos, rivier en mens als rechtspersoonlijkheden, hoe zit dat?
‘Sta me toe te spreken namens de blauwvintonijn, de tijgerhaai, de dolfijnen, de micro-organismen en het plankton in de Golf van Mexico. Namens de oerwouden, de bossen en de rivieren, namens de gebieden die door Chevron Texaco vervuild zijn. Laat me spreken namens de vlinders, de orchideeën, alle amfibieën en vogels en de twee niet-gecontacteerde inheemse volkeren in het Yasuni-gebied.’
Een ‘omdenken’ waarbij de mens niet meer centraal staat en de natuur een consumptieproduct is
De beginregels van een gedicht of roman? Of van een oudtante die in het flowerpower tijdperk is blijven hangen? Nee, dit zijn de woorden van de Ecuadoraanse advocaat en hoogleraar Ramiro Avila Santamaria. Hij opende er in 2014 zijn pleidooi mee voor het Tribunaal voor de Rechten van de natuur. Tijdens de eerste zitting van het internationale Tribunaal, dat geen juridisch bindende uitspraken doet, maar door zijn uitspraken een vernieuwd bewustzijn wil creëren.
Inmiddels hebben wereldwijd meer dan zeventien landen de rechten van de natuur juridisch erkend door middel van een rechtsbepaling in de grondwet, lokale regelgeving of een gerechtelijke uitspraak. Verschillende ecosystemen, zoals rivieren (bijvoorbeeld de Whanganui rivier in Nieuw-Zeeland of de Ganges rivier in India) en bossen (bijvoorbeeld het Te Urewera woud in Nieuw-Zeeland) hebben rechtspersoonlijkheid gekregen.
Deze vernieuwing is in gang gezet door een wereldwijde grassroots beweging waar deskundigen en inheemse volkeren aan deelnemen. Een belangrijke inspiratiebron voor deze beweging is de theorie van theoloog Thomas Berry, die ook wel de ‘rechtsfilosofie van de aarde’ (earth jurisprudence) wordt genoemd. Deze houdt in dat het niet enkel bij een aanpassing van het rechtssysteem kan blijven, maar dat een diepere bekering nodig is. Een ‘omdenken’ waarbij de mens niet meer centraal staat en de natuur een consumptieproduct is, maar waarbij de mens zich als onderdeel van een ecosysteem gaat zien. Een bescheidenere positie, een aanvaarding dat ook wij een stukje natuur zijn.
Deze bescheidenere positie vindt ook zijn weerklank in de voorwaarde die aan de rechtsfilosofie ten grondslag ligt. Namelijk dat wetgeving aan hoger, niet menselijk recht getoetst wordt. Dit doet denken aan het natuurrecht, een rechtsfilosofie ontwikkeld door onder andere Thomas van Aquino. Een universeel natuurlijk rechtsbesef in ieder mens, dat toegang biedt tot het goddelijke goede. Universele normen als hoger recht waaraan de menselijke regelgeving moet voldoen.
Ons wordt gevraagd aandacht te hebben voor een werkelijkheid voorbij het menselijke perspectief
Het ontstaan van mensenrechten ligt in het verlengde van deze rechtsfilosofie. De in het begin van de twintigste eeuw sterk opkomende rechtsfilosofie ‘positief recht’ (het recht gemaakt door mensen) heeft tot een erosie van het hoger recht geleid en het recht in zekere zin vervlakt. Menselijke regelgeving is tot hoogste bron benoemd en hoeft nergens meer aan getoetst te worden.
Bij de ‘rechtsfilosofie van de aarde’ komt dus opnieuw een hoger recht om de hoek kijken. Nu behelst dat de wetten van de natuur zelf. De natuurwetten. Dit betekent volgens Thomas Berry dat regelgeving die tegen de natuurwetten ingaat, niet rechtsgeldig is. De mens wordt dus gevraagd om aandacht te hebben voor een werkelijkheid die voorbij het menselijke perspectief reikt.
Dit klinkt hoopgevend, maar hoe ziet de praktijk eruit? En hoe vorm te geven aan een wetgeving die verder gaat dan het menselijke perspectief? Hoe te weten, zoals Jacques Haers SJ het formuleert, waarover de natuur het woord wil voeren als ze zelf aan de onderhandelingstafel plaatsneemt?
Mensen die lang aan de rand van onze samenleving hebben gestaan, worden nu leermeesters
Een belangrijk deel van de landen die in hun regelgeving rechten aan de natuur toekennen, is hiertoe aangezet door de inheemse bevolking in hun land (India, Ecuador, Nieuw-Zeeland, Verenigde Staten). Zij hebben vaak nog een relatie met de natuur die eco-centrisch is. Het voorbeeld van de regelgeving van de Whanganui Rivier laat zien hoe Maori als bewaarders van de rivier worden aangesteld en de verantwoordelijkheid weer in handen krijgen. Mensen die lang aan de rand van onze samenleving hebben gestaan, worden nu leermeesters in deze vernieuwende beweging.
Het voorbeeld van de Whanganui Rivier laat ook de discrepantie tussen het westerse en inheemse perspectief zien. In de nieuwe Nieuw-Zeelandse wetgeving staan bepalingen in Maori taal. Die worden gevolgd door een vertaling en een uitleg. En in deze uitleg zien we dat de relatie tussen de Maori en de rivier deels aan eenvoud en intimiteit inboet. E rere kau mai i te Awa nui mai i te Kahui Maunga ki Tangaroa, vertaald als: ‘de grote Rivier stroomt van de bergen tot de zee,’ wordt uitgelegd als ‘Te awa Tupua (rivier van heilige kracht) is een ondeelbaar en levend geheel van de bergen tot de zee.’ Het actieve werkwoord ‘stromen’, wat de rivier zo duidelijk tot handelend subject maakt, is weg. En de uitleg dat de rivier en zijn bedding een levend geheel is, lijkt op een beschrijving van iemand die men niet kent en voorgesteld moet worden.
De weg van omdenken betreft niet alleen het opnemen van rechten en het herzien van het bepaalde concept zoals ‘eigendom over een stuk land’ en de natuur als gebruiksmiddel. De weg van omdenken reikt tot op de bodem van onze taal en onze afstandelijke houding ten opzichte van de natuur.
Afbeelding: Lake Waikaremoana, dat ligt in Te Urewera woud, via flickr.com.