Met open handen terugkijken en benoemen wat je als goede gave mocht ontvangen, meer hoeft mediteren niet te zijn. “In de kleine, onooglijke dingen van elke dag zit vaak een hemel vervat”, merkt Bert Daelemans op.
Een kunstwerk, wat woorden en een stevige dosis gunstige tijd zijn vaak voldoende om eens heel diep te mediteren, eens grondig tot de kern van wat duurzaam is door te dringen. De herfst, de schemering en de avond zijn gunstige momenten om eens rustig te gaan zitten om even terug te blikken op de voorbije tijd, om te beschouwen hoe de bladeren vallen.
– Daniel Mocher
Ik open mijn handen en mijn hart als bedelschaal, niet om vast te grijpen en vast te houden, maar alleen om te ontvangen. Weinig anders is nodig om tot gebed te komen: het eenvoudige gebaar van onze handen te openen om in dankbaarheid te proeven wat we al hebben ontvangen, wat reeds van boven is neergedwarreld en even heeft gevlogen en gedanst.
– Taneda Santoka
Vederlichte metalen blaadjes glijden en dansen langzaam tot zij samenkomen in een knisperende opeenhoping aan onze voeten. Het zijn maar gevallen blaadjes, meer niet. Maar stuk voor stuk zijn het knipoogjes uit de hemel, vliegende boodschappertjes van goede wil. In de kleine, onooglijke dingen van elke dag zit vaak een hemel vervat. Zij zweven en zwaaien op de wind in een nauwelijks hoorbare, adembenemende stilte. Zij maken van al dat witte onooglijke niets (dat zij nodig hebben) een feest. Enkel wie eenvoudig is geworden kan dit vatten: “Ik dank u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u dit verborgen hebt voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen.” (Mt 11,25)
In zijn Beschouwing om tot liefde te komen nodigt de heilige Ignatius van Loyola ons uit om te “beschouwen hoe al het goede en alle gaven van boven neerdalen” [G.O. 237]. Deze elegante regen van gevallen bladeren staat dan symbool voor de genade die uit de hemel neerdaalt en daar niet terugkeert alvorens de aarde te doordrenken, te bemesten en te doen ontkiemen (vgl. Jes. 55, 10-11). Het gaat er niet om al wat goed is angstvallig te bewaren, maar om het te aanvaarden en het de tijd en de ruimte te gunnen zodat het in ons vrucht draagt. Ook al zijn het “maar” gevallen bladeren.
Wanneer ik, met open handen, terugkijk op de voorbije periode, kan ik dan elk “blad” benoemen als goede gave die ik mocht ontvangen? Dat is de kracht van de terugblik, het levensgebed. Eén ding is voldoende: Gods goede gaven in mijn leven erkennen. Elk blad dat zomaar gratis voor mij uit de lucht viel – dat, om op de grond te geraken, mij voorbijkwam als herinnering aan een oeroude belofte – staat voor een gebeurtenis waarin God aanwezig was en tot mij sprak. Elk gevallen blad dat heel even vloog is een zaadje in mij geplant dat geen vrucht draagt als ik er niet de nodige aandacht aan besteed, als ik eraan voorbijga, als ik van het een naar het ander hol, als ik er misschien onbedoeld zelfs op stap.
Dit is de genade van de lege handen, de rijkdom die Maria in het Magnificat zo mooi bezingt, dat God “de rijken met lege handen wegzendt”. Dit is de genade van het kunnen erkennen dat onze rijkdom, ook al zijn onze handen leeg, eigenlijk in die bedelschaal ligt die overloopt van de gevallen bladeren. Dit is de genade van het levensgebed op het einde van elke dag.
Het levensgebed is gunstig de tijd nemen zodat de adem van de Heilige Geest de gevallen bladeren van de dag zachtjes optilt en heel even opnieuw doet dansen, zodat ze niet rotten en vergaan maar ons hun diepgaande rijkdom laten smaken.
Dit beeldhouwwerk Cristina Almodóvar hangt aan een doodgewone, onopvallende muur. Het heeft die op het eerste gezicht onbenullige “leegte” nodig om zichzelf te zeggen. Zo is het ook met de genade die in kleine doseringen afdaalt en zich vaak (als we niet regelmatig onze handen en ogen openen) onopgemerkt nestelt in de rompslomp van de alledaagse “leegte”, die door de genade ten volle gevierd wordt als ware het een feest.
Geef ik wel voldoende ruimte aan de “gevallen bladeren” zodat zij werkelijk vrucht dragen in mijn leven?