Hij vluchtte toen hij 22 was, werd op alle mogelijke manieren onteerd, vroeg asiel aan, werd afgewezen en moet nu opnieuw zijn vluchtrelaas vertellen. “Ik vermoed dat alles weer als een film aan hem voorbijtrekt.”
Wekelijks praat ik met vluchtelingen, om hen meer vertrouwd te maken met de Nederlandse taal. Ik leer er zelf veel van, over gewoonten, cultuur, religie, eten… Soms gaat het over de toestand in hun land, maar nooit gaat het over hun vlucht.
Hij wil het allemaal vergeten en er vooral niet over vertellen
Ineengedoken zit hij tegenover me in de spreekkamer. Hij kwam drie jaar geleden aan in Nederland. Zijn asielaanvraag werd afgewezen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst vond zijn vluchtrelaas niet geloofwaardig. Nu wil zijn advocaat een nieuwe aanvraag doen. Daarvoor is nieuw bewijsmateriaal nodig. Zo kwam hij terecht bij het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek, waaraan ik jarenlang als arts verbonden was. En daar zie ik hem. Het kost hem zichtbaar moeite om zijn verhaal nog eens te doen. Wéér alles overhoop halen. Wéér alle pijn voelen. Hij wil het allemaal vergeten en er vooral niet over vertellen. Hij wil doen alsof het er niet is.
In zijn geboorteland in Midden-Afrika behoort hij tot een bevolkingsgroep die regelmatig in conflict komt met het regeringsleger. Hij is 22 jaar als hij op een dag, tijdens een demonstratie, opgepakt en gevangen gezet wordt. In de gevangenis zijn de omstandigheden zeer slecht. Hij wordt gemarteld, krijgt nauwelijks eten en wordt bij herhaling verkracht. Er zijn zoveel mensen in de kleine ruimte, dat ze niet allemaal tegelijk kunnen liggen. Ze slapen in ploegen. Als dat al lukt, want je kunt zomaar midden in de nacht opgepakt en verhoord worden.
Hij vertelt er moeizaam over. Er vallen regelmatig lange stiltes. Hij kijkt mij niet aan en huilt zachtjes. Ik vermoed dat alles weer als een film aan hem voorbijtrekt.
Na enkele weken weet hij te ontsnappen. Hoewel erg verzwakt lukt het hem lopend en liftend de grens te bereiken. Naast de weinige kleren aan zijn lijf bezit hij niets. Hij struint markten af voor een beetje eten en slaapt buiten. Uiteindelijk krijgt hij een baantje als timmermanshulp. Zijn ogen lichten even op als hij over deze periode praat. De timmerman en zijn gezin zijn aardig voor hem. Hij krijgt eten en een slaapplek en verdient een beetje geld. Na enkele maanden trekt verder en bereikt Libië, waar de boot naar Europa lonkt.
Hij begint te huilen en schudt zijn hoofd
Hij wordt benaderd door een man die belooft hem mee te nemen op zijn boot, maar dat kost veel meer geld dan hij heeft. De man zegt dat hij voor hem kan werken om zo de overtocht te verdienen. Hij wordt aan het werk gezet als seksslaaf.
Hij begint te huilen en schudt zijn hoofd. Hij wil er verder niets over zeggen.
Tenslotte krijgt hij een plek op de overvolle boot en beleeft een angstige overtocht tijdens een woeste zee. Hij komt aan in Lampedusa, waar hij terechtkomt in een overvol kamp. Het is er smerig en hij is bang. Overal is dreiging. Hij ontmoet een landgenoot met wie hij samen bang kan zijn, wat minder erg is dan alleen bang zijn. Het duurt maanden voor het lukt in Italië te komen. Van daar liften ze verder naar het westen. Zonder paspoort, zonder verblijfsvergunning. Afhankelijk van de welwillendheid (of de kwaadwilligheid) van Europese burgers.
De jaren daarna zijn getekend door angst, eenzaamheid, heimwee
Tijdens een transport in een vrachtwagen worden ze ontdekt. Ze moeten vluchten en verliezen elkaar uit het oog. Hij begint te lopen, maar heeft geen idee waar hij is. In de eerstvolgende stad spreekt iemand van Vluchtelingenwerk hem aan. Hij kan het allemaal niet volgen, maar komt uiteindelijk terecht in een auto die hem, na een lange rit, afzet in aanmeldcentrum Ter Apel. Daar vraagt hij asiel aan – en wordt afgewezen. De jaren daarna zijn getekend door angst, eenzaamheid, heimwee, onzekerheid en panische herinneringen aan het verleden.
De mensen van mijn taalles hebben al een verblijfsvergunning. Ze proberen hun plek te vinden in een nieuwe, vreemde maatschappij. Dat gaat met vallen en opstaan, hoor ik. Allemaal hebben ze hun eigen herinneringen aan het verleden en aan wat hen naar Nederland bracht. Ik stel belangstellend vragen, maar niet over hun vluchtrelaas.
Op de woensdagen in de adventstijd brengen we verhalen van vluchtelingen – over hun duisternis, hun licht, hun verlangen en hun hoop.
Foto: via Jesuit Refugee Service.