Zo zou het gegaan kunnen zijn, het gesprek tussen Maria en evangelist Lukas. De verbeelding van wijlen Dries van den Akker SJ brengt ons naar het hart van het geschenk dat Maria en Jozef ontvingen bij Jezus’ geboorte.
“Zou u weer even stil kunnen zitten, vrouwe?”
Bij het vertellen fladderden de handen van Jezus’ moeder heen en weer. Het leken wel vogels. Ze liet zich meeslepen door de herinneringen aan Jezus’ kinderjaren; ze kon eenvoudig niet stil blijven zitten. Dat was lastig voor Lukas, want hij probeerde een portret van haar te schilderen. Ze mocht dan al een bejaarde vrouw zijn, ze was nog steeds bijzonder mooi.
“Ik weet nog goed hoe hij als kind soms thuiskwam: Mam, riep hij dan, mam moet je horen. Ze hebben die vrouw van verderop in de straat het dorp uitgejaagd. Ze zit onder de uitslag. Volgens de priesters in Jeruzalem is het een straf van God. Weet ú wat ze gedaan heeft?
Nee, jongen, maar God zal wel weten wat Hij doet – gezegend is zijn Naam.
Bent u het er dan mee eens? Wat kon Hij dan verontwaardigd zijn. Zijn ogen diepzwart.”
Dat moet je maar aan de rebbe vragen
Ze mag ook niet meer in de tempel komen en tot God bidden…? Maar God is er toch juist voor mensen in nood? Dat heeft de rebbe onszelf voorgelezen. En nu zegt diezelfde rebbe dat God er niet voor haar is. Hoe kan dat nou?
Ja jongen dat weet ik ook niet. Dat moet je maar aan de rebbe vragen. Maar je weet het: altijd beleefd blijven en met twee woorden spreken.
“Eh, vrouwe, alstublieft…!”
Maria nam de poseerhouding weer aan: “Hoe vaak is hij niet met zulke vragen gekomen. Toen met die geldophaler: Mam, hebt u het gehoord: die hebben ze halfdood geslagen. Is God er niet voor zulke mensen? Die zitten toch ook in nood…? Nou dan! Dat hield hem bezig. Daar kwam Hij steeds op terug.”
Lukas probeerde weer een paar streken op het doek te zetten.
Toen schrok ik echt, Lukas
“Zijn vader en ik begonnen ons pas ongerust te maken, toen hij op een dag zei – hij was toen al een stuk over de twintig: Wat zouden jullie ervan vinden, als ik in Jeruzalem ging vertellen hoe ik erover denk?
Hoe bedoel je?
Nou gewoon, dat wij de liefde van de Almachtige – gezegend zij zijn naam – in praktijk moeten brengen. Dat God er evenzeer is voor die arme drommels als voor zijn eigen mensen. En dat onze God niemand buitensluit. En dat wij dat dus ook niet moeten doen. Toen schrok ik echt, Lukas. Ik had niet gedacht dat het hem zo zou bezighouden…”
Nu zat ze even stil!
“Ik heb hem toen lang aangekeken. Hij was mooi geworden. Een man. Maar wat er achter die ogen in hem omging, dat ging mijn verstand te boven. Soms vroegen de buren wel eens: Van wie heeft hij dat nou: van jou, Maria, of van zijn vader? Maar op dat moment werd het me duidelijk: Jezus is ons ontgroeid. Er is iets gaande tussen de Almachtige – zijn Naam zij geprezen – en hem. Daar kunnen wij niet meer tussenkomen. Ik weet nog dat ik zei: Maar jongen, toch. Wees voorzichtig. De mensen zullen je niet begrijpen. Ze zullen je pijn doen en teleurstellen…”
Daar heb Ik allemaal aan gedacht, moeder. U moest eens weten… Maar het lijkt wel of er een vuur in mijn botten brandt. Ik heb geprobeerd om aan andere dingen te denken, om die lastige gevoelens te vergeten door hard in de zaak van vader te werken. Maar ik zie steeds weer hoe mensen in de goot worden getrapt. Telkens moet ik weer denken aan jullie verhaal, toen ik geboren moest worden… Het lijkt wel of ik die dingen heb meegemaakt om er nu iets mee te gaan doen. Zoiets als Mozes of één van de profeten.
“Ach Lukas, wij zijn getuige geweest van ontzagwekkende wonderen”
Lukas hield zijn penselen stil en liet zijn ogen op Jezus’ moeder rusten. Tranen liepen over haar gezicht: “Ach Lukas, wij zijn getuige geweest van ontzagwekkende wonderen.”
“Waarom zegt u dat zo, vrouwe?”
“Als jij straks je boek gaat schrijven, dan wil ik niet dat je schrijft dat Jezus die bijzondere dingen aan ons, zijn vader en moeder, te danken had. Wij hebben er alleen maar bedremmeld bijgestaan. Het was iets tussen God en hem. Wil je dat beloven, Lukas, dat je in je boek zult schrijven dat het niet een kind van ons was, maar van God?”
Afbeelding: Michel Ciry : Solitude – door Raphaël Gaudriot.