Is een oudtestamentisch verhaal te verzoenen met postmoderne godsbeelden en mensbeelden? De spektakelfilm Exodus: Gods and Kings doet een dappere poging.
Was er een bedoeling met de film Exodus: Gods and Kings, afgezien van alweer een duur heldenepos te brouwen en geld in het laatje te brengen? De held, Mozes (Christian Bale), is een ingoede man die het opneemt voor alleman. Hij is zelfs beter dan God. Heel humanistisch. Bravo. Je moet dus vooral in jezelf geloven, zoals Bale dat Mozes in de mond legt. Zo voedt hij toch zijn zoontje Gershon op, ietwat tegen de zin van diens moeder. Dat kun je zelfs Bijbels verklaren door te zeggen: het was maar een oudtestamentische God en wij mensen zijn mensen van alle tijden. Dat klopt. Maar godsbeelden en mensbeelden veranderen.
Ging het regisseur Ridley Scott om een broederverhaal (tussen Ramses en Mozes)? Dat zou kunnen. Genoeg elementen om dat te staven. Niet in het minst de opdracht, op het einde: de film is opgedragen aan Ridley’s broer Tony Scott. Maar vooral de twee zwaarden die beide halfbroers kregen van hun vader en die een sleutelrol spelen in de film.
Wat mij vooral bijblijft zijn de dialogen tussen Mozes en God. Het is een geweldig originele vondst om God voor te stellen als kind. Een pluspunt, waarschijnlijk het enige. Allicht het meest controversiële ook. Want God wordt in het Bijbelse verhaal niet voorgesteld. Enkel krijgen we Gods stem te horen. Hier kiest de regisseur ervoor om God voor te stellen en onmiddellijk begeeft hij zich op glad ijs. Maar hij komt er goed uit. God is niet de witte oude man met baard maar een speels kind die in dialoog treedt.
Net zoals in het Bijbelverhaal blijven verschillende interpretaties mogelijk
Wij krijgen hier een bijzonder interessante interpretatie voorgeschoteld over de ontmoeting van de mens met God. En dat gaat ver boven de primaire vertelling uit. Hoe spreken wij met God? De roepingsscène van Mozes is onvergetelijk (Ex. 3:14). Heel mooi: “Wie ben jij?” Waarop God: “Wie ben jij eigenlijk?” Daar gaat het om. Schitterend hoe verlamd Mozes wordt voorgesteld bij deze verrassende ontmoeting. Is het een droom, een hallucinatie? Net zoals in het Bijbelverhaal blijven verschillende interpretaties mogelijk. En dat is allicht de waarde van de film. Zo wordt in beeld gebracht: de (schijnbare) afwezigheid van God als wij God nodig hebben. Het niet-manipuleerbare van God (noch van de mens, trouwens). Het herkennen van God in de ander (zijn zoontje) en tussen de anderen (het volk). De onmacht die Mozes voelt bij zijn onmogelijke missie. En zijn falen. Eigenlijk is de film één lange interpretatie van de naam Israël, die Ramses begrijpt als “hij die vecht met God” en Mozes veelbetekenend verbetert als “hij die worstelt met God.” De film is inderdaad een weergave van een gevallen held (elk van ons) die worstelt met God.
Wat niet strookt met mijn postmoderne gevoeligheid is het totaal ontbreken van de ‘achteruitkijkspiegel-God’: de God die je pas herkent als je terugkijkt (Ex 33:23). “Ja, God was hier en ik wist het niet!” (Gn. 28:16) Niet een God die alles op voorhand uitstippelt, en “je moet maar toekijken (hoe Ik het Egyptisch volk plaag en plaag en plaag)”, maar een God die de mens vrij laat. Niet een God die voorwaarden stelt (die behoort nog tot een verkeerd godsbeeld), maar een God van beloften (heel Bijbels en actueel op de koop toe). Zelfs na de lange weg, als ze uiteindelijk voor de zee staan, moet het volk nog geloven en vertrouwen in de belofte, want de zee is niet helemaal opgedroogd en sputtert flink tegen. Ze moeten hun angsten overmeesteren en door die zee worstelen, naar het beloofde land.
Blij verrast was ik dat zowel die zee als de plagen zo realistisch en natuurlijk voorgesteld waren zodat een postmoderne blik niet met een deus ex machina zit opgescheept. Wij houden niet zo van het onverklaarbare. Juister is het om het bovennatuurlijke, het goddelijke, te zien werken doorheen het natuurlijke, het verklaarbare, het menselijke. En daar gaat de film ook om.