Johannes Vermeer ziet alles in een ander licht en dat maakt zijn kunst zo fascinerend. Peter van Dael SJ over enkele katholieke doeken van Vermeer.
De herontdekker van Vermeer, Théophile Thoré-Bürger, noemde hem in 1866 ‘de Sfinx van Delft’, omdat er zo weinig over hem bekend was. Dankzij nader onderzoek zijn we meer te weten gekomen, onder andere over zijn katholieke achtergrond.
Een van de conservatoren van de Vermeertentoonstelling in het Rijksmuseum, Gregor J.M. Weber, heeft hier een boek aan gewijd: Johannes Vermeer. Geloof, licht en reflectie (2023). In dit boek en in de catalogus bij de tentoonstelling wordt ook verwezen naar publicaties van de jezuïeten Paul Begheyn en Dries van den Akker. Zij gingen in het boek Johannes Vermeer en de Jezuïeten in Delft verder in op mogelijke relaties van Vermeer met de jezuïeten.
Het huwelijk van de protestants gedoopte Johannes Vermeer en de katholieke Catharina Bolnes werd op 20 april 1653 ingezegend door een jezuïet. Het ligt voor de hand dat Vermeer met het oog op zijn huwelijk tot het katholieke geloof was overgegaan, maar harde bewijzen zijn er niet. Het jonge stel trok in bij de moeder van Catharina op de Oude Langendijk in Delft, naast de huiskerk die door jezuïeten werd bediend. Er woonden meer katholieken in de buurt, die de ‘Papenhoek’ werd genoemd. Johannes en Catharina kregen vijftien kinderen, van wie tien in leven bleven. Ze werden katholiek gedoopt en kregen namen van katholieke heiligen, onder anderen Franciscus (Xaverius?) en Ignatius.
Vermeer begint zijn carrière met katholieke schilderijen. Het eerste, uit c. 1654-1655, toont Christus in het huis van Maria en Martha (Edinburgh). Dit thema kwam eerder voor, maar meer als keukenstuk, waar we soms met moeite de beide zusters en hun gast kunnen ontwaren. Bij Vermeer vullen de drie figuren het hele vlak. De luisterende Maria staat voor contemplatie, de dienende Martha voor actie. In plaats van het protestantse sola fide geldt hier het katholieke samengaan van geloof en goede werken.
Een ander katholiek schilderij geeft Sint-Praxedis weer (hieronder), terwijl zij het bloed van een onthoofde martelaar uitknijpt in een metalen vat (1655, Tokio). Het is een kopie van een Italiaans schilderij. Het is nog katholieker gemaakt dan het Italiaanse origineel door de toevoeging van een kruisje in de hand van de heilige. Een ander vroeg schilderij geeft Diana en haar nimfen weer (c. 1655-1656, Mauritshuis). Deze drie werken dateren uit een periode waarin de jonge kunstenaar zich wil profileren als een schilder van historiestukken. Mythologische en Bijbelse onderwerpen stonden het hoogst in aanzien, meer dan bijvoorbeeld genretaferelen, waarin het dagelijkse leven wordt geïllustreerd.
Toch zal Vermeer vooral naam maken met eigentijdse, alledaagse taferelen op klein formaat, een genre waarin ook zijn tijdgenoten Pieter de Hooch (1629-1684) en Gerard ter Borch (1617-1681) waren gespecialiseerd. Pieter de Hooch woonde in 1652-1660 in Delft. Hij en Vermeer moeten elkaar hebben gekend. Vermeer schildert vrouwen in binnenruimtes, terwijl ze een brief schrijven, lezen of in ontvangst nemen, of terwijl zij musiceren. Het licht dat door het raam naar binnen valt, de koele kleuren blauw en geel, de verf die in stippen en vlekjes is aangebracht, de zachte overgangen bepalen een sfeer van tijdloze kalmte en verstilling.
Soms wordt een speciale betekenis aangeduid die men kan achterhalen door te bladeren in stichtelijke boekjes, bijvoorbeeld van Adriaan Poirters SJ, waar vrouwen met sieraden voor spiegels ijdelheid symboliseren. Zo’n vrouw treffen we aan in Vrouw met parelsnoer (c. 1662-1664, Berlijn). Maar bij Vermeer weet je het nooit zeker. De spiegel kan ook naar voorzichtigheid wijzen en de parels naar zuiverheid. De lege, witte muur kan bovendien een verwijzing inhouden naar bovennatuurlijk licht.
Ook een schilderij in een schilderij kan een nadere verklaring geven. Zo zien we op Vrouw met weegschaal (c, 1662-1664, Washington) een schilderij met het Laatste Oordeel achter de vrouw. Zij staat aan een tafel met sieraden. De eerder genoemde Thoré spreekt de vrouw toe: ‘Jij weegt je sieraden? Jij zult zelf gewogen en geoordeeld worden’. Nu is er niets te zien dat gewogen wordt. Het ging Vermeer om de wijzer. Wellicht was hij bekend met het advies van Ignatius van Loyola: iemand die moet kiezen dient zich in het midden te houden, ‘als de wijzer van een weegschaal’, om datgene te volgen waarvan hij voelt dat het meer strekt tot lof en meerdere heerlijkheid van God. Ook een motief als de waterkan op Jonge vrouw met een waterkan (c. 1662-1664, New York – afbeelding boven dit artikel) wijst uit boven zichzelf, in dit geval naar de deugd van zuiverheid.
De genrestukken van Vermeer zien er gewoon uit, maar dit kun je niet zeggen van een van zijn laatste schilderijen, Allegorie van het katholieke geloof (1670-1674, New York). De vrouw met de rechtervoet op de wereldbol is afkomstig uit de Iconologia van Cecare Ripa, een handboek dat diverse personificaties met hun attributen beschrijft. Het schilderij in kwestie blijkt het katholieke geloof of de theologie te verbeelden. De glazen bol boven haar hoofd komt ook voor in een emblemenboek uit 1636 van Guillielmus Hesius SJ (1636). De kleine bol, waarin de grote wereld wordt weerspiegeld, ‘vat wat het niet vatten kan’: zo bevat de geest dank zij het geloof meer dan zij uit zichzelf kan begrijpen.
Binnen het oeuvre van Vermeer is het laatste schilderij een uitzondering. Zijn gewone huiselijke genrestukken fascineren ons omdat hier het gewone zo ongewoon is weergegeven. Vermeer ziet alles in een ander licht.