De Oekraïense jezuïet Vitaliy Osmolovskyy zet zich in Polen en Oekraïne in voor oorlogsvluchtelingen. Hoe ervaren de mensen de oorlog en ziet hij tekenen van hoop?
Toen op 24 februari 2022 de oorlog in Oekraïne uitbrak, was de Oekraïense jezuïet Vitaliy Osmolovskyy nog in de Verenigde Staten voor zijn doctoraat. Hij keerde onmiddellijk terug naar zijn land om bij zijn volk te zijn. Sindsdien zat hij geen moment stil.
Dat Vitaliy zowel de Oekraïense als de Poolse nationaliteit heeft, kwam hem in de afgelopen maanden goed van pas. Samen met de jezuïeten in Polen zette hij zich in voor de opvang van oorlogsvluchtelingen. Hij werkte mee aan de oprichting van een JRS-kantoor (Jesuit Refugee Service) in Warschau en van drie regionale JRS-kantoren in Polen. Intussen hielp hij ook Oekraïense soldaten aan het front.
“De samenleving bevindt zich in een proces van verandering en geboorte. We zien hoe een nieuwe natie geboren wordt voor zichzelf en voor de toekomst. Het is een tijd waarin vele instellingen, politici en landen genoodzaakt worden hun waarden te herzien; niet alleen in Oekraïne maar ook elders in Europa. We stellen vast dat het werk van internationale organisaties tekortschiet. Het is een tijd van extremen. In Oekraïne vechten de mensen voor hun leven, terwijl in West-Europa mensen bezorgd zijn om hun levenskwaliteit.”
“Eerst was er het opzetten van JRS in Polen. Nu werken wij aan de levenskwaliteit van de vluchtelingen. Ik bedoel daarmee niet bepaalde voordelen en luxe, maar de zin en de waarde van het leven. Het leven in stand houden volstaat niet. We moeten er zorg voor dragen. Dit betekent dat we onze naasten en onszelf moeten helpen te leven in een toestand van vrede, liefde en barmhartigheid.”
“Het belangrijkste probleem blijft het vinden van een geschikte huurwoning. Meteen toen de Oekraïners naar Polen kwamen, wilden ze de Poolse taal, de cultuur en de tradities leren en werk vinden. Zodat ze een huis of een kamer konden zoeken. Dat laatste is wel een behoorlijke uitdaging. Officieel zijn er vier miljoen Oekraïense vluchtelingen in Polen, voornamelijk vrouwen en kinderen. Voor moeders met kleine kinderen is werken moeilijk. Daarom werken ze soms samen: terwijl de ene moeder voor de kinderen zorgt, gaat de andere uit werken. Ik vind de creativiteit van deze mensen en de manier waarop ze zich organiseren verbluffend.”
“Enkele goede vrienden uit mijn studententijd dienen in het leger. Wanneer ze het bevel krijgen om te vechten, komen sommigen langs of bellen ze met de vraag om hen te zegenen, voor hen te bidden en voor hun families te zorgen als hen iets overkomt. Dit zijn moeilijke momenten, maar ik probeer mijn emoties en gevoelens niet te tonen. Ik probeer hen nabij te zijn, rustig en vriendelijk.”
“De meesten voelen boosheid en dat is ook normaal. Het grootste probleem ligt in het verlangen om kwaad te doen, te kwetsen en te verwonden. Het is belangrijk dat we ook stemmen horen van verzoening en vrede, zoals uit het Vaticaan, maar dit is nog niet de tijd om te bouwen aan verzoening. Daar moet een proces van barmhartigheid aan vooraf gaan. Er zijn diepe wonden geslagen die eerst verzorgd moeten worden. Daarna kunnen we over verzoening spreken. In 1943 of 1944 zou je ook niet vragen aan de Joden: ‘Vergeef je vijanden’. Dit is niet de juiste tijd daarvoor.”
“Na de woede kwam de ontgoocheling, vooral omdat we merken dat de politieke wil in Europa vaak zwak is. Mensen doen wat ze kunnen en rekenen verder niet op hulp uit Europa. Ik zeg dit vaak: we kunnen niet wachten op hulp, we moeten zelf vechten voor ons leven. Een van de meest ontroerende momenten was dan ook het moment waarop de mannen hun vrouwen, kinderen en zussen naar de grens brachten en daar afscheid van hen namen.”
“Het beeld van een jong paard kan helpen dit te begrijpen. Als je een paard in een wei plaatst, weet het eerst niet goed wat te doen en hoe aan het werk te gaan. Maar eens het zich bewust is van zijn kracht, begint het te springen en te rennen en straalt het enorme kracht en schoonheid uit. Elke dag beseffen wij onze kracht, onze rijkdom en onze uniciteit als natie. We hebben hulp nodig, maar we helpen ook elkaar en de ander nog. Zelfs nu we in oorlog zijn, helpen we landen waar het slecht gaat, in Afrika of het Midden-Oosten. Dat klinkt vreemd maar zo is het wel.”
“Weet je wat merkwaardig is? Als wij een groep Oekraïense vluchtelingen onthalen en we zeggen: ‘Hier zijn jullie kamers, hier is een eetzaal, enz.’, dan gaan ze zitten en vragen ons: ‘Wat kunnen we doen?’ Wij antwoorden dan: ‘Geniet nu maar, rust uit, jullie zijn in Warschau, ga gerust eens naar buiten en geniet ervan.’ Wat ze feitelijk vragen is: ‘Wat voor werk kunnen we hier verrichten?’ En dan zeggen wij: ‘Niets, jullie hoeven niets te doen. Wij doen het nu voor jullie. Kunnen we de vloer voor jullie dweilen?’ Maar dan antwoorden zij: ‘Natuurlijk niet, in geen geval’. Zo is de Oekraïense cultuur. Maar het is voor mensen bijzonder bemoedigend te weten dat iemand verlangt hen te helpen en van hen wil houden. Die gedachte alleen al maakt een enorm verschil.”
“Ook de gedachte dat wereldwijd zovelen ons willen helpen, maakt een groot verschil. Het is alsof je een lange tijd weg bent van de mensen waar je van houdt, terwijl je weet dat ze op je wachten. Dat opent een nieuw perspectief. Alle beetjes helpen. Dus als je de kans krijgt ons te helpen, help dan.”
“We hebben een officieel en een officieus antwoord. Wat het officieuze antwoord betreft zou ik zeggen dat de overwinning van Oekraïne niet volledig afhangt van Oekraïne, maar van andere landen. Ik wil geen complottheorie creëren, maar ik wil wel duidelijk maken dat het niet alleen om één land gaat. Hetzelfde kan gezegd worden over kleinere conflicten die we zien in Europa en het Midden-Oosten. Maar ik ben het eens met de experts en analisten die zeggen dat de oorlog voorbij moet zijn in de zomer.”
Dit is een ingekorte versie van het interview dat onze Portugese collega’s van pontosj.pt met Vitaliy Osmolovskyy afnamen.