Toen Rob Polet vier jaar was, leerde hij bidden en tot op vandaag gaat dit “grote geschenk” met hem mee. Steeds weer voegde het gebed zich naar de nieuwe fases in zijn leven, toont deze kleine kroniek van zijn gebedsleven.
In mijn geloofsleven is bidden een spil waar veel om draait. Mijn vroegste geloofsherinneringen hebben er al mee te maken. Ik moet een jaar of drie geweest zijn. Mijn moeder nam me mee om naar Vreeswijk. In dat oude dorp werden de boodschappen gehaald. Op een keer betraden we er de St. Barbarakerk. Het was de eerste keer dat ik bewust in een kerk kwam, al wist ik nog niet wat een kerk was. Voor het altaar zag ik een vrouw in knielende houding zitten. Ik vroeg, iets te hard, aan mijn moeder: ‘wat doet die mevrouw?’. Mijn moeder maande me tot stilte en sprak zachtjes: ‘hier woont God’. We staken een kaarsje op in de Mariakapel. Dat is mijn vroegste herinnering aan kerk en aan bidden. Er was me nog veel onduidelijk.
Bidden was toen nog niet iets innerlijks. Thuis, aan tafel, werd er voor ieder maaltijd een Onze Vader gebeden. Mijn ouders hadden het mij en mijn broer geleerd. We baden in stilte, ieder voor onszelf. Maar op een zeker moment moest ik toegeven dat ik de tekst niet meer helemaal paraat had. Er werd een boekje gehaald met de tekst, die ik opnieuw uit mijn hoofd leerde.
Ik nam me voor en beloofde de goede lessen van Jezus toe te passen in mijn leven
Verinnerlijking van gebed kwam toen ik acht jaar was en de eerste communie had gedaan. Ik had een kinderbijbel gekregen. Daar las ik iedere avond voor het slapen gaan een of meerdere verhalen uit. Vooral de verhalen over Jezus spraken sterk tot me. De lectuur ging als vanzelf over in gebed. Ik nam me voor en beloofde de goede lessen van Jezus toe te passen in mijn leven. Op school ten opzichte van mijn klasgenoten, en thuis binnen het gezin met mijn ouders en oudere broer.
Bij die voornemens hoorde al snel ook een terugblikken, in gebed, op de voorbije dag. Dan merkte ik soms dat ik mijn goede voornemens was vergeten. Schuldgevoelens en voornemens het de volgende dag beter te doen, of fouten te herstellen, sprak ik uit. Als dat dan goed was gegaan uitte ik dankbaarheid. Heel emotioneel was dat soms. Jezus willen volgen was een samengaan geworden van dagelijks leven en terugblikken in gebed. Later herkende ik deze manier van bidden in het ignatiaanse levensgebed.
De kerkelijke liturgie kwam bij het persoonlijke gebed toen ik op mijn elfde misdienaar werd. Vanaf dat moment begonnen liturgische teksten meer voor me te leven. ‘Wat betekent het toch als in het credo over Jezus wordt gezegd: ‘geboren, niet geschapen’, vroeg ik me af. Door de vele herhalingen en de samenhang van de liturgie vond ik door de jaren heen een antwoord op deze en andere geloofsvragen.
Een kerkelijke socialisatie geeft geen garantie voor een bloeiend gebedsleven. Dat was bij mij tenminste zo. Ik kende in die tijd verschillende periodes waarin het gebed verdwenen uit mijn leven. Die periodes duurden enkele maanden. Na een tijdje begon ik God te missen. Later, tijdens mijn studententijd, waren er ook gebedsloze periodes.
Een oude, kinderlijke, geloofspraktijk past niet meer bij een volwassen wordend mens
Ik ben die gaan duiden als periodes van versnelde persoonlijke ontwikkeling. Er gebeurde dan zoveel nieuws in mijn leven, dat ik er helemaal in opging. Mijn geloof bleef daarbij achter. Al vond ik het ook steeds weer terug. Ik denk dat veel mensen dit meemaken. En dat dit een reden is waardoor jongeren op zeker moment zeggen niet meer te geloven. Een oude, kinderlijke, geloofspraktijk past niet meer bij een volwassen wordend mens. Vaak komt er niet een volwassener geloofsbeleving voor in plaats en verliezen jongeren een actieve band met God en met de kerk.
Zeven jaar geleden deed ik de Geestelijke Oefeningen in het dagelijks leven. De hoeveelheid tijd en aandacht voor contemplatie over Bijbelteksten hebben mijn persoonlijke band met Jezus verdiept en opnieuw geactiveerd. Daardoor hebben de oefeningen me een vrijer ademend mens gemaakt.
Ik ervaar vaak na enige tijd een zuivering van mijn overwegingen
In de huidige fase van mijn leven is gebed nog steeds iets dagelijks. Dat ik getrouwd ben met een vrouw die veel bidt maakt me gevoeliger voor Gods aanwezigheid. Heel bewust bidden is vaak iets voor de nacht of de vroege ochtend. Met name dan ervaar ik ruimte om God toe te laten. Vaak bid ik dan spontaan het Onze Vader of ontstaat een vrij gebed. Moeilijk om onder woorden te brengen wat dat is. Maar het is dan alsof wat in me beweegt opgenomen wordt in het mysterie dat we God noemen. Het is niet zo dat ik verdwijn, je zou het een uitwisseling kunnen noemen. Van mijn kant is er openheid en transparantie. Ik ervaar vaak na enige tijd een zuivering van mijn overwegingen. Er ontstaat rust en kracht in de onderscheiding die me wordt aangereikt. Zoiets.
Als diaken mag ik ook steeds ervaren hoe belangrijk gebed is bij indringende gebeurtenissen als een, doop, sterven, uitvaart of huwelijk. Gezamenlijk gebed brengt ons op een diepere manier met elkaar in verbinding. Dat ervaren ook veel niet kerkelijke mensen. Gebed helpt lief en leed gezamenlijk te beleven en te dragen. Dat geldt, minder intens, ook voor de zondagse liturgie waardoor ik me ook mooi verbonden voel met anderen.
Zo is bidden nu, net als in mijn jeugd, iets persoonlijks en iets kerkelijks, gemeenschappelijks. Het is voor mij een wonderlijk mooie dimensie van mijn leven een groot geschenk binnen de schepping.
Foto: Rob Polet, via Alle Dag Kerk.
Dit is een aflevering van onze serie #mijngebedsleven waarin mensen vertellen over hun gebed. Bekijk hier alle afleveringen.