Godsdienstoorlogen, kruistochten en recent natuurlijk het islamitisch extremisme: ze zouden een sterke relatie tussen geloof en geweld aantonen. Maar klopt de bewijsvoering? Karen Armstrong meent van niet.
Karen Armstrong is een autoriteit op het gebied van de geschiedenis van de religies. In de media wordt zij steevast ingeleid als ‘voormalige katholieke non’. Om van meet af aan haar gezag te ondermijnen? Alleszins is het daarvoor nu te laat. Haar lijvige en erudiete boekwerken hebben een blijvende indruk gemaakt. Recent heeft zij alweer zo’n studie gepubliceerd, dit keer over de relatie tussen religie en geweld door de eeuwen heen: In naam van God. Religie en geweld. Over een erg actueel onderwerp dus.
Een bekende militante atheïst heeft niet zo lang geleden gesteld dat er religie nodig is om goede mensen over te halen tot slechte dingen, tot gewelddadigheden. (Wat is er nodig om slechte mensen goede dingen te laten doen?) Daarvan zijn vele historische voorbeelden te geven: de kruistochten, de Spaanse Inquisitie…
Religie kan ook een rem zetten op het geweld
Maar als men de geschiedenis in haar geheel overloopt, blijkt deze stelling een rudimentaire overdrijving. Armstrong schetst de evolutie van de religieuze tradities vanaf 3000 voor Christus, in het Midden Oosten, India, China, Europa. Welke inzichten heeft zij te bieden? Te veel om op te noemen. Hier volgen er enkele.
Geweld heeft van oudsher een sterke fascinatie uitgeoefend. In de roes, in de razernij van het geweld konden mensen een quasi-religieuze extase ontdekken. Daarom wordt er in het pantheon van de polytheïstische religies steevast een belangrijke plaats ingeruimd voor de godheid van de oorlog, waarop de krijgers zich in de vroege agrarische samenlevingen konden beroepen om hun gewelddadigheid te wettigen.
Daarmee konden zij ook het geweld cultiveren dat nodig was om hun voorrechten en ‘de publieke orde’ te handhaven. Immers, geen publieke orde zonder monopolie van het geweld. Eerste conclusie? Polytheïsten zijn niet meer vredelievend dan monotheïsten, de middeleeuwse Mongolen niet meer dan de Saracenen die Spanje onder de voet liepen. En dat hoewel volgens sommigen hun veelgodendom een religieus pluralisme en een politieke vreedzaamheid zou verraden. Een minder selectieve lezing van de geschiedenis moet die naïeve veronderstelling tegenspreken.
Het is waar dat de grote monotheïstische godsdiensten (judaïsme, christendom, islam) een min of meer uitgetekende doctrine hebben ontwikkeld en zodoende aanspraak maken op een superieure en mogelijk intolerante theologische waarheid. Dat is echter een mogelijkheid en geen noodzakelijkheid. De doctrine hoeft niet altijd tot gewelddadigheden te leiden. Ze kan ook een rem zetten op het geweld dat voortkomt uit natuurlijke impulsen of uit religieuze gedrevenheid.
Extremisten tonen een gebrekkige kennis van hun religie
Wie kan bijvoorbeeld loochenen dat de evangelies sterk pacifistisch geïnspireerd zijn? Dat Augustinus en Thomas van Aquino later de leer van de rechtvaardige oorlog hebben ontwikkeld doet daar niets van af. Armstrong houdt vol dat alle grote religieuze tradities vredelievend en zelf even vredelievend zijn. Zij voelt zich nu eenmaal verplicht om te beklemtonen wat die religies met elkaar gemeenschappelijk hebben. De verschillen zet zij niet graag in de verf.
Is het niet zo dat religie soms aan de oorsprong heeft gestaan van uiterst gewelddadige conflicten? Neem die catastrofale godsdienstoorlogen van de zestiende en zeventiende eeuw. De Verlichters hebben er later naar verwezen om te pleiten voor de scheiding tussen kerk en staat en zelfs voor de privatisering van de religie.
Maar die oorlogen waren niet uitsluitend religieus gemotiveerd. Wereldlijke motieven speelden ook een rol, zelfs een grotere rol dan de confessionele. De motieven van mensen zijn immers complex en die van politieke leiders nog meer. In onze streken kwamen edelen en steden in opstand tegen de Spaanse koning omdat die, als typische absolute monarch van die tijd, aanstuurde op de centralisatie van de macht. Waarom streed de katholieke Franse koning aan de zijde van de protestanten tegen de katholieke Habsburgers? Omdat toen de dynastieke en nationale belangen zwaarder wogen dan de confessionele.
Dat brengt Armstrong tot de climax van haar betoog. Vandaag de dag worden de zogenaamde moslimextremisten vooral aangedreven door gevoelens van solidariteit met hun nationale gemeenschap. Die zien zij, terecht of ten onrechte, bedreigd door externe vijanden. Dat was zo in de tijd van het onderdrukkende kolonialisme, dat is nog altijd zo in deze tijd van westerse economische en culturele suprematie. En hun religieuze motieven? Die zijn er ook, in zekere mate. Maar over het algemeen vertonen die extremisten en terroristen een gebrekkige, veeleer dan een grondige kennis van hun religie. Dat heeft empirisch onderzoek uitgewezen.
Karen Armstrong, In naam van God. Religie en geweld, De Bezige Bij, 2015, 640 blz., € 29,90. Meer informatie: website uitgever.