Waarom valt Jezus uit tegen de melaatse die Hij net genezen heeft? Kan ook de zoon van God zich vergissen?
Dat Jezus God was, verhinderde niet dat Hij ook zijn menselijkheid heel diep moet hebben gevoeld. Niet alleen omdat Hij als mens te lijden had onder ziekte en pijn, maar ook omdat Hij met alle emoties, alle gevoelens, alle beperktheden van ons menselijk bestaan te maken had. “In alles was Hij aan ons gelijk, behalve in de zonde.” Zo was Hij ook onderworpen aan de wetten der geleidelijkheid, de duur, de historiciteit, de menselijke rijping. Jezus heeft toch ook van zijn vader moeten leren timmeren!
Zo kwam eens een deerniswekkende melaatse bij Hem (Marcus 1:40-45). Misschien was het de eerste keer in zijn leven dat Hij zo iemand zag. Hij wordt in ieder geval diep getroffen door die afzichtelijkheid. Zijn spontane goedmenselijkheid zet Hem aan om subiet hulp te bieden.
“O, als u dat wou!
U vermag het mij rein te maken”,
reageert de melaatse,
en door deernis bewogen
zegt Jezus tot hem:
“Goed, wéés dan rein!”
Zo vertaalt Marie van der Zeyde het Grieks letterlijk. Een spontane daad van menselijk medelijden doet de lepra wegtrekken en maakt de zieke rein. Tot zover kunnen wij het volgen: Jezus schakelt zijn godmenselijke macht in, spontaan helpt Hij.
Maar dan, direct daarna, bezint Jezus zich en zegt iets wat lijnrecht spot met het zojuist gestelde gebaar. Er staat:
Dan valt Jezus hard tegen hem uit
en jaagt hem meteen weg.
De snelle tegenstelling tussen het eerste medelijden van Jezus onmiddellijk gevolgd door een uiterst onvriendelijk bevel om in te rukken verbaast ieder die het hoort en dwingt het niet-Grieks soms tot foute vertalingen. Er is blijkbaar iets aan de hand.
In dit stadium van het evangelie – we zijn pas in de eerste hoofdstukken – blijkt Jezus nog naar zijn evenwicht te zoeken. Als Zoon Gods is Hij bij machte om wonderen te doen maar als mens is Hij ook uiterst kwetsbaar voor leed. Even tevoren heeft het woestijnscenario Hem geplaatst “tussen engelen en wilde dieren” (Mc. 1:13). Dat verbeeldt zijn levensprogramma, de ouverture die alle thema’s van de toekomst bevat, “tot gelegenertijd”, stelt Lucas vast (Lc. 4:13). Hoe Jezus dat drama gaat spelen, moet Hij nog leren. Daarvoor heeft Hij zijn hele leven, een leven van leren en proberen, van beproeven en proeven.
Pas op het kruis is voor ons én voor Hem zelf alles duidelijk geworden
In het onderhavige voorval ‘vergist’ Hij zich. Hij gaat wat kort door de bocht. De tijd zal Hem leren hoe te handelen. Want Hij mag het uur niet vervroegen. Dan zouden wonderen tot sterke staaltjes worden of publiciteitsstunts. Een wonder is in het evangelie een zichtbaar teken van Gods liefde voor de mens. Daarom is het ook altijd geheimvol. Het Messiasgeheim bestaat erin dat God ons in Jezus is komen verlossen als louter dienaar der mensen, niet als religieus propagandist, als succesvol wonderdoener, of als welzijnswerker. De genezene had alleen naar de priester te gaan om zich ‘rein’ te laten verklaren en om zich weer te laten opnemen, integreren in het gelovige volk. Hij werd als genezene géén zendeling of apostel.
Was Jezus kwaad omdat Hij, door zijn hand naar de melaatse uit te strekken, een onreine daad had begaan, een duidelijke fout tegen de wet van Mozes? In elk geval blijkt uit dit voorval dat Jezus in de toekomst een grote bescheidenheid gaat betrachten. Tot op het kruis zal Hij het Messiasgeheim bewaren. Dan pas zal de honderdman, ziende dat zijn verscheiden zó was, zeggen: “Die man was waarlijk een godszoon.” Daarvoor heeft de Mensenzoon moeten lijden en ter dood gebracht worden, om na drie dagen te verrijzen. Pas op het kruis is voor ons én voor Hem zelf alles duidelijk geworden.
Ook ons is het gegund om naar het heil te groeien via sterkten en zwakheden, via slagen en mislukken, via groei en misgroei. Laat ons hopen dat wij ook, kort of breed door de bocht, door schade en schande de wijsheid bereiken. Zoals Jezus zelf. Het Rijk Gods heeft tijd nodig, het moet ‘komen’, ook in onze samenleving.