Moeten we niet meer begrip tonen voor Bijbelse koningen die vaak moeilijke woorden van profeten te horen kregen, vraagt Guido Dierickx zich af.
In de Bijbel wordt dikwijls melding gemaakt van conflicten tussen de profeten en de koningen van Israël. Dat leert ons dat de profeten voldoende autonoom waren om het op te nemen tegen het koninklijke gezag. “To speak truth to power”, zoals de Amerikanen graag zeggen. Kenners zeggen ons dat die spanning tussen religieus en politiek gezag uitzonderlijk was in de toenmalige cultuur van het Midden-Oosten en dat ze mag gezien worden als een voorloper van onze scheiding tussen Kerk en Staat.
Die autonomie liet de profeten toe de koning te herinneren aan de plichten die hem door het verbond met Jahweh waren opgelegd. Ze traden als het ware op als de hoeders van een grondwet. Ze zagen erop toe dat de koningen (en de machtigen van het land) zich rechtvaardig gedroegen tegenover de armen. Ze bezworen de koningen vreemde godsdiensten met hun aberrante zeden uit het land te weren. Het spreekt dus vanzelf dat de sympathie van de Bijbelse schrijvers en ook de onze in de regel uitgaat naar de profeten en niet naar de vaak zo weerspannige koningen.
In onze tijd klinkt de stem van onze talrijke “koningen” luider dan die van onze zeldzame profeten
Niettemin heeft een moderne mens soms te doen met die koningen. Het is waar, soms bezondigden die zich aan afschuwelijke misdaden. Maar soms stonden die voor moeilijke beslissingen die een politicus wel anders moet benaderen dan een profeet. En terwijl de koningen zich het hoofd braken over complexe situaties, moesten zij een profetisch advies aanhoren dat aanving met “Zo spreekt Jahweh de Heer…” en werden zij bedreigd met doem en ondergang zo zij aan die vermaning geen gehoor gaven.
Een koning moet dikwijls gedacht hebben dat de situatie te complex was om enkel met de mening van de profeet rekening te houden. Was het niet wijzer om toch maar een coalitie aan te gaan met buurvolkeren, tegen het expansionisme van Egypte en Assyrië, ook als er op de religieuze cultuur van die bondgenoten nogal wat aan te merken viel? Waarom de andere godsdiensten in eigen land met harde hand uitroeien zo die omarmd werden door een behoorlijk deel van de bevolking? Zou dat het land niet al te zeer verzwakken?
De perplexe koningen van toen hadden zich kunnen beroepen op de distinctie tussen “Gesinnungsethik” en “Verantwortungsethik”, die door de Duitse socioloog Max Weber duidelijk verwoord zou worden.
Of moeten wij aannemen dat de politieke leiders van toen zo veel boosaardiger waren dan die van nu?
In de Gesinnungsethik primeert het principe. Dat moet het handelen bepalen zonder te letten op schadelijke neveneffecten. Deze denkwijze kenmerkt de revolutionair die alles wil inzetten op een betere wereld en de nationalist die denkt in termen van “Right or wrong, my country”.
De Verantwortungsethik heeft daarentegen oog voor de afweging van de goede én van de kwade gevolgen van het beleid. Bijgevolg is de politicus geneigd tot een minder radicaal maar tevens ook tot een minder gewaagd beleid. Misschien inspireerde dat soort denken sommige koningen van Israël. In dat geval waren die niet erg krachtdadig maar ook niet meteen erg boosaardig. Alleszins is het moeilijk, zo veel eeuwen later, om het ethisch gehalte van hun optreden te beoordelen. Of moeten wij aannemen dat de politieke leiders van toen zo veel boosaardiger waren dan die van nu?
Wij zouden ons een beetje ongemakkelijk mogen voelen bij het aanhoren van de aanklachten van sommige profeten tegen sommige koningen. Het zou goed zijn zo wij het verweer van sommige koningen hadden kunnen vernemen. Maar die komen in de Bijbel zelden aan het woord. Historisch gezien is dat jammer. Maar in een Bijbels perspectief hoeft dat niet. De koningen waren immers bekommerd om het politieke beleid op korte termijn. Dat was hun rol en die verdient enig respect.
De profeten waren bekommerd om het uiteindelijke heil van het uitverkoren volk. Daarom hebben wij een boodschap aan hun woorden en niet aan de eventuele weerwoorden van de koningen. Want in onze tijd lijkt het politieke denken op korte termijn dikwijls meer indruk op ons te maken dan het ethische denken op lange termijn. In onze tijd klinkt de stem van onze talrijke “koningen” luider dan die van onze zeldzame profeten.
Afbeelding: Uitsnede van David à la harpe, Marc Chagall.