Mag je onderwijsbezuinigingen afwentelen op studenten? En zijn er wellicht nog andere kostenposten waar hogescholen en universiteiten op kunnen besparen? Enkele lessen uit het Vlaamse onderwijsdebat.
Onze Vlaamse regering moet fors besparen. Onvermijdelijk dacht ze – luidop – aan de uitgaven voor het (hoger) onderwijs, een grote brok van haar totale uitgaven. Maar het gevolg dat men kon verwachten, althans in een eerste fase. De hogescholen en universiteiten reageerden niet anders dan vele andere belangengroepen. Ze dreigen ermee de kosten van de besparing af te wentelen op hun cliënten. Ze zouden zich verplicht zien het inschrijvingsgeld op te trekken (van ongeveer 600 naar 1100 euro, zo werd gezegd).
De meeste jongeren zouden niet erg lijden onder een verhoging van het collegegeld
Een hatelijk vooruitzicht: dan zou het hoger onderwijs te duur zou worden voor minder gegoede jongeren. De hogescholen en universiteiten hadden er nog kunnen aan toevoegen dat een beperking van de toegang tot het hoger onderwijs het culturele kapitaal van de samenleving zou verzwakken. Of moeten we de culturele vorming van onze jongeren voltooid achten na het middelbaar onderwijs? Nee toch.
Daarop heeft zich een interessant debat ontsponnen. Eerste vraag: mag men de besparingen afwentelen op de studenten? Zou dat heel erg zijn? Nee, zo zegden vele stemmen. De meeste jongeren zouden niet erg lijden onder een verhoging van het collegegeld, althans als dat niet hoger stijgt dan 890 euro zoals de minister nu bepaald heeft. De echt zware studiekosten zijn immers die van het verblijf (‘het kot’), die van het studiemateriaal en die van het derven van een inkomen tijdens de duur van de studie.
Studenten die schrikken van een bijkomende 300 euro zullen hun uitgaven (een beetje) moeten herschikken. En dat kunnen ze, meestal toch. Dat ziet men in landen waar het hoger onderwijs veel en veel duurder is dan bij ons, zoals in het Verenigd Koningrijk en de Verenigde Staten. Echt behoeftige studenten kan men uit de nood helpen door een oordeelkundig en niet te krenterig systeem van studiebeurzen. Overigens leidt de dreiging van besparingen soms tot creatieve ideeën. De Leuvense universiteit heeft beslist studenten die onvoldoende scoorden in het eerste jaar, niet meer toe te laten tot een tweede jaar (in dezelfde studierichting). Die studenten mogen dan al een leuke tijd beleven op en rond de campus, zij eisen de schaarse tijd van het personeel op ten koste van de andere studenten. En die kunnen wat meer begeleiding best gebruiken.
Tweede en voornaamste vraag: moeten de hogescholen en universiteiten de besparingen enkel verhalen op de studenten? Nee, die kunnen ze ook verhalen op de kosten van hun administratie en personeel. Het is waar dat in sommige faculteiten en departementen het gebrek aan werkingsmiddelen nu al schrijnend is geworden, ten gevolge van de recente toevloed van studenten. Maar elders zijn op de begroting nog wel herschikkingen mogelijk. Tijdens de voorbije vette jaren werden in de begroting allerlei uitgaven verankerd die geen grote prioriteit verdienen.
Oordeelkundige besparingen kunnen een terugkeer bevorderen naar de kerntaken van het hoger onderwijs
Bijvoorbeeld de feestelijkheden, zoals het jaarlijks uitreiken van eredoctoraten, die vooral dienen om het prestige van de instelling hoog te houden. Of de administratieve plichtplegingen die erg belastend zijn voor het personeel. De externe controles op onderzoek en onderwijs (‘de visitaties’) zijn de tweede en de derde maal minder nuttig dan de eerste maal. Wie scherp toekijkt merkt dat de opmerkingen van visitatoren de tweede maal dikwijls niet stroken met die van de eerste visitatoren. Om maar één voorbeeld te geven van de disfuncties van de visitaties. En ze kosten handen vol geld, onder andere voor de ‘bed and board’ die zo gul aan de visitatoren wordt aangeboden. Dat heeft men nu ingezien en het aantal externe visitaties drastisch beperkt.
En nu het voornaamste voorbeeld. Aan de universiteiten moeten alle ambitieuze docenten en assistenten aan onderzoek doen, aan zoveel mogelijk onderzoek. Helaas wijden ze zich nogal eens aan triviaal onderzoek. Is het belangrijk een nieuwe vlinder te ontdekken in Borneo? Zeldzaam zijn de collega’s die hun collega’s erop (durven) wijzen dat hun onderzoek weinig te betekenen heeft voor de welvaart en/of het welzijn van de bevolking. Het is waar dat het onderzoek dikwijls gefinancierd wordt door externe sponsoren (bijvoorbeeld door de overheden) die streng toezien op de selectie en de evaluatie van de onderzoeksprojecten. Maar even dikwijls kunnen de sponsors niet goed oordelen over de werkelijke waarde van de onderzoeksresultaten. En bovendien vergt juist hun toezicht van de universiteiten veel tijd en geld.
Oordeelkundige besparingen na de wildgroei van de vette jaren kunnen een terugkeer bevorderen naar de kerntaken van het hoger onderwijs. Daaronder hoeven de studenten niet te lijden. Allicht krijg je zo een meer optimale besteding van de middelen. Althans zo er niet te veel nieuwe besparingsrondes volgen.