Partijen die drijven op ongenoegen zijn bezig aan een nieuwe opmars in heel Europa. Vanwaar dit succes van het populisme? En waarom juist nu?
Hoe om te gaan met die nieuwkomer in onze politieke arena? Met de PVV in Nederland, met het Vlaams Belang, met het Front National, met UKIP in Engeland. Die partijen zijn ontstaan uit een nieuwe, grensoverschrijdende stroming die de naam heeft gekregen van ‘populisme’. In de politieke arena kenmerkt het populisme zich door een luidruchtig optreden, door een protest tegen de corrupte politieke elite en door een sterke politiek leiderschap. Dat verschijnsel is niet helemaal nieuw, maar is nu aan een nieuwe opmars bezig. Waarom nu? Wat is het maatschappelijke draagvlak van die nieuwe stroming? En is die van blijvende aard?
Politicologen nemen aan dat het populisme het onbedoelde neveneffect is van de modernisering en de globalisering van onze samenleving. Die brengen grote baten mee voor grote delen van de bevolking, meer welvaart bijvoorbeeld, maar ook grote kosten voor andere delen.
Lager opgeleiden laten zich makkelijker ergeren door de complexiteit van de politieke beleidsvorming
De empirische gegevens zeggen ons dat het populisme vooral bij de lager opgeleiden een grote aanhang vindt. (Even een nuance: niet enkel de lengte van de opleiding is van belang, maar ook, in zekere mate, de aard.) Dat is niet echt verrassend te noemen. Hoog opgeleiden hebben over het algemeen minder moeite met de aanhoudende technologisch modernisering dan laag opgeleiden. Daarbij gaat globalisering gepaard met toenemende immigratie. De lager opgeleiden hebben meer te maken met de immigranten en menen, terecht of ten onrechte, dat zij hen op de arbeidsmarkt te duchten hebben. Maar daarmee is niet alles gezegd. Waarom wordt hun ongenoegen omgezet in wantrouwen tegen de politieke beleidsvormers en in steun voor de populistische partijen?
De politieke beleidsvorming wordt steeds complexer, in de werkelijkheid en ook in de perceptie van vele leden van het toekijkende publiek. De hoger opgeleiden menen, terecht of ten onrechte, dat zij die complexiteit kunnen doorgronden. Dat zij bijvoorbeeld weten waarom het gaat als de politici debatteren over de herschikking van de belastingen (de zogenaamde ‘tax shift’). De lager opgeleiden zijn minder optimistisch ingesteld. Zij begrijpen niet waarom hun problemen niet worden aangepakt en waarom het allemaal zo ingewikkeld wordt gemaakt. Bijvoorbeeld als er een nieuwe brug of tunnel over de stroom moet worden aangelegd. Kortom, de hoger opgeleiden laten zich minder gemakkelijk dan de lager opgeleiden ergeren door de complexiteit van de politieke beleidsvorming.
Dat verklaart waarom het grote wantrouwen van de populisten zich vooral richt tegen de politici die zich bezig houden met problemen die hoger boven die van het dagelijkse leven uitstijgen. Dus minder tegen de lokale politici die hetzelfde café frequenteren dan tegen de politici in de hoofdstad en nog meer tegen de ‘Europese’ politici in Brussel. Die worden dikwijls afgedaan als “die technocraten in Brussel”, waarmee eigenlijk bedoeld wordt: “die beleidsvormers die ginder dingen doen waarvan wij niets begrijpen en waarmee wij niets te maken hebben”.
Maar waarom komt het populisme juist nu tot bloei? Ja, onze politieke beleidsvorming is meer complex geworden. Maar is de schoolse opleiding van onze bevolking ook niet sterk toegenomen zodat de mensen meer opgewassen zijn tegen de uitdagingen van de complexiteit? De complexiteit schept een grote behoefte aan informatie, ja zeker. Maar krijgen onze mensen niet meer informatie dan vroeger en dankzij hun opleiding ook meer capaciteit om die te verwerken? Hier staan we voor de cruciale vraag.
Het populisme zal niet vlug en niet vanzelf verdwijnen
In de laatste decennia heeft er een ‘cognitieve mobilisatie’ plaats gevonden. Door de media wordt niet enkel meer informatie verspreid dan ooit tevoren, samen met het bewustzijn dat men zich geen politieke naïviteit meer mag veroorloven. Tevens ontdekken vooral de minder opgeleiden dat die overvloed aan informatie niet meer te behappen is “voor gewone mensen zoals wij.” Velen klagen over een gebrek aan informatie terwijl zij in feite lijden aan een overlast aan informatie.
Trouwens, wie meent er over onvoldoende informatie te beschikken? Vooral zij die zich met anderen vergelijken en dan over minder informatie blijken te beschikken. Die zijn vatbaar voor het boze vermoeden dat de ware machthebbers min of meer opzettelijk essentiële informatie achterhouden. Die komen dan al gauw tot de conclusie dat de macht door de gewone burgers moet teruggevorderd worden. Niet toevallig plegen populistische partijen meer directe democratie te eisen.
De factor opleiding is de eerste om het hedendaagse populisme te verklaren, maar niet de enige. Een andere is de opkomst van het ‘expressieve individualisme’, het verlangen om bij het maken van keuzes niet gehinderd (“niet betutteld”) te worden door politieke en andere gezagsdragers. Maar dat is een ander verhaal. Alleszins moeten wij besluiten dat, als bovenstaande verklaring klopt, het populisme niet vlug en niet vanzelf zal verdwijnen.