Het is duidelijk te zien in christelijke kunst en sommigen menen het zelfs te zien in de christelijke naastenliefde: een overdreven verheerlijking van menselijk lijden. Wat steekt er achter die neiging tot dolorisme? Een overweging.
Houden gelovigen te veel van pijn en lijden? Lijden wij aan de psychologische afwijking met de onfraaie naam ‘dolorisme’, de verheerlijking van het lijden? Dat verwijt hoor je wel meer, vooral in de vastentijd.
Onze spiritualiteit heeft inderdaad doloristische trekjes vertoond. Dat zou je toch denken als je in het museum voorbij de christelijke afbeeldingen van de kruisiging loopt, de ene na de andere. Gelukkig kan de esthetische kwaliteit van het kunstwerk de gruwelijkheid van het tafereel enigszins milderen. Tenzij je oog in oog staat met het rauwe realisme van de kruisiging van Grünewald. Maar zelfs ondanks de esthetische vormgeving worden die vele kruisbeelden al gauw beklemmend. Daarop is niet iedereen mentaal voorbereid. Wat zullen we voor onze verdediging inroepen? Dat dit verwijt enkel kan komen van mensen die onze spiritualiteit uitsluitend kennen van hun museumbezoek?
Toegegeven: christenen zijn geneigd opvallend veel over lijden en dood te spreken. Waarom? Omdat zij menen daaraan een meer bevredigende betekenis te kunnen geven dan ander mensen. Immers, wie geen zin kan geven aan lijden en dood, die zal erover zwijgen. Dat is wat Blaise Pascal beweerde in zijn beroemde Pensées: omdat mensen het lijden niet konden voorkomen, noch genezen, hebben ze besloten er niet aan te denken. Omgekeerd: wie meent dat lijden en dood overwonnen kunnen worden, die kan er niet over zwijgen.
De christenen kunnen, mogen, moeten over het lijden spreken omdat ze er zinnige dingen over te zeggen hebben. Dat gebeurt wel eens in de geschriften van geestelijke auteurs. En nog meer in de daden van mensen die omgaan met de kwetsbare kant van het menselijk bestaan. Ik denk terug aan de zusters die ik zag zorgen voor zieke verschoppelingen. Hun zorgen waren van palliatieve aard. Genezingen werden niet verwacht, zelfs niet meer verhoopt. En toch. Kreeg het lijden, dat voor velen ondraaglijk en uitzichtloos zou geleken hebben, door hun toewijding geen diepere betekenis?
Wonderlijk hoe mensen gelukkig kunnen zijn ondanks hun pijn en lijden
Ik denk terug aan dat tengere, kleine mannetje in zijn ziekenhuisbed. Hij had geen armen en benen meer. Velen zouden zeggen dat hij ook geen leven meer had, dat hem niets meer overbleef dan wachten op de dood. En nochtans was hij een bijzonder vrolijke mens, vooral wanneer op de gestelde tijd de zuster zijn pijp vulde, aanstak en voorzichtig in zijn mond stopte. Dat gebaar maakte die man zichtbaar gelukkig. En wie erop toekeken ook. Wonderlijk hoe mensen gelukkig kunnen zijn ondanks hun pijn en lijden. Ze zijn gelukkig met een klein gebaar als het met grote liefde wordt gegeven.
Zelfs zulke toewijding zou men verdacht kunnen maken. Was het die zusters niet vooral te doen om het cultiveren van hun eigen deugdzaamheid, meer dan om het herstel van hun patiënten? Dat hoeft niet onaannemelijk te klinken. De motieven van mensen, zelfs van heilige mensen, zijn nu eenmaal een legering van altruïsme en egoïsme. Ook aan Moeder Teresa van Calcutta heeft men die dubieuze motivering willen aanwrijven. Heeft zij haar patiënten niet meer geholpen om de eigen deugdzaamheid te beoefenen dan om ze te genezen?
Maar wie blijft toekijken kan die verdachtmaking niet volhouden. De mensen die zorgen, en blijven zorgen, voor geteisterde mensen zullen hun lijden niet ongedaan maken. Ze zullen wel levensmoed wekken in een samenleving die daaraan grote behoefte heeft. Bij de zieken zelf en ook bij de omstanders. Daar blijkt pas echt tot welke levensmoed mensen in staat zijn, zelfs in extreme omstandigheden. Het zien van dat vreselijk gehandicapte mannetje deed pijn aan de ogen. Maar tevens gaf hij een onschatbaar geschenk, een bemoediging, aan al wie zijn ogen niet van hem had afgewend. Niet van hem en niet van andere gekruisigde mensen.