Jos Moons SJ bereidt zich voor op de afronding van zijn jezuïetenvorming: het afleggen van de laatste geloftes. Als hij de formulering van die geloftes leest, duikt de vraag op: wat als ik ze zelf had mogen formuleren?
Tot mijn geluk zet ik binnenkort de laatste stap in het toetreden tot de jezuïetenorde, de zogenaamde “laatste geloften”. Het vervult me met dankbaarheid dat de jezuïeten op mijn pad zijn gekomen. Met haar diepte, vrijheid, eenvoud maakt de ignatiaanse spiritualiteit me een beter mens en rust ze me toe om van dienst te zijn in de kerk. Ik ben dankbaar dat ik bij de jezuïeten thuis ben en prijs me gelukkig om de rijkdom van allerlei getalenteerde, soms profetische mensen die ik mijn medebroeders mag noemen, en om vele fijne geestverwanten en medewerkers.
Tijdens mijn retraite heb geprobeerd er warme gevoelens bij te krijgen
Die laatste stap gaat gepaard met vier geloften: armoede, celibaat, gehoorzaamheid, en beschikbaarheid voor zendingen die de paus van ons vraagt. Tijdens mijn retraite afgelopen zomer heb ik de tekst ervan al eens doorgelezen, en geprobeerd er warme gevoelens bij te krijgen. Zonder succes! Misschien ook niet verrassend, want de formulering is nogal juridisch.
Als ik zelf de geloften had kunnen formuleren, dan zou ik de gelofte van gebed hebben afgelegd. Dat is de basis van ons leven: ’s morgens en ’s avonds in de stilte God zoeken en overwegen wat er gebeurt in mijn leven en in de wereld om mij heen. Ten tweede, de gelofte van de mildheid. We hebben een hoog ideaal maar halen dat meestal niet. Mildheid helpt om elkaar en mijzelf te verdragen – zoals God ons verdraagt. Ik had ook graag de gelofte toegevoegd van de innerlijke vrijheid: dat ik probeer aan niets vast te zitten. Niet aan dingen die ik heb, niet aan mijn land of cultuur, en niet aan mijn overtuigingen. Alleen aan God. (Dat is het ideaal! Voor als het niet lukt, zie de vorige gelofte.) Ten slotte had ik de gelofte van het onderscheiden toegevoegd: de wonderlijke combinatie van het innerlijke aanvoelen en het rationele afwegen die “onderscheiding der geesten” heet en die tot weldadige wijsheid leidt. En eigenlijk moet er ook nog een vijfde gelofte bij, die van de dienstbaarheid bij. Jezuïet ben je niet voor jezelf, maar voor anderen. “Make yourself of use”, zei de novicenmeester als hij ons uitzond op stage.
Als ik de tekst zelf had kunnen formuleren … Maar zo is het niet, de tekst staat vast. Dat geeft eigenlijk ook niet, want ik kan er wél zelf invulling aan geven. Mijn “vijf geloften” geven ongeveer de richting aan.
Eigenlijk is de gedachte van het herformuleren van de geloften niet zo gek als het klinkt. De drieslag armoede, celibaat, en gehoorzaamheid bestaat pas zo’n duizend jaar. Franciscus van Assisi (twaalfde eeuw) is ermee begonnen. Tot die tijd waren de belangrijkste geloften heel andere: stabiliteit, een monastieke levenswijze, en gehoorzaamheid. Het zijn de geloften die we danken aan Benedictus (zesde eeuw), waarin we echo’s horen van de woestijnvaders en moeders (vierde eeuw). Stabiliteit wil zeggen dat broeders en zusters in het klooster blijven waar ze zijn ingetreden en niet rondzwerven van klooster naar klooster. En een monastieke levenswijze betekent een levensstijl die past bij de God-zoeker, met eenvoud, nederigheid, transparantie, dienstbaarheid, enzovoorts.
Waar de jezuïeten later trouwens een eigen variatie op bedachten
Zo zijn de religieuze geloften een typisch voorbeeld van de flexibiliteit van de katholieke traditie. Toen de benedictijnse drieslag niet meer voldeed, kwam er een tweede optie, die van Franciscus: armoede, celibaat, en gehoorzaamheid. Waar de jezuïeten later trouwens een eigen variatie op bedachten, met nog een vierde gelofte, van beschikbaarheid voor pauselijke zendingen. Ook bij zoiets traditioneels als religieuze geloften blijkt de katholieke traditie beweeglijk.
Foto door Andries Vervaecke.