Een moslima in niqaab, een orthodoxe jood in somber zwart: mensen die hun geloofsovertuiging opzichtig etaleren, geven ons vaak een ongemakkelijk gevoel. Waarom eigenlijk?
Het is stralend zonnig weer, ik geniet van de voorzichtig beginnende lente. We zijn in het hartje van de joodse wijk van Antwerpen. Vandaag is het Poerim, het joodse voorjaarsfeest waarbij de redding door Ester – 2500 jaar geleden – wordt gevierd. Aan de overkant van de straat een oudere man die zachtjes loopt te bidden.
Rondom me heen gehaaste jonge mannen met een sjtreimel op het hoofd, de brede, lage bonthoed, speciaal voor de feestdagen. Van een afstandje lijkt of de drager zijn hoofd heel stil moet houden om te verhinderen dat de hoed eraf valt. Zeker als hij op de fiets voorbijrijdt of snel passeert met een mobieltje aan het oor.
Als jonge seminarist heb ik toch zelf ook in een zwarte toog rondgefietst
Behalve dan door die hoed zien ze er niet feestelijk uit: een zwarte jas en daar onderuit zwarte of witte kousen of soms een zwarte broek. En steeds gehaast en zonder zichtbaar onderling contact. Vrouwen achter een kinderwagen of buggy, met ook nog een kind aan de hand, zelf met dichtgeknoopte zwarte mantel, zwarte kousen eronder, een zwarte hoed. De kinderen ook in donkere kleren, kleine meisjes in zwarte jurkjes en met zwarte kousen. En altijd gehaast en in scherp contrast met het stralende weer en de lentebloemen in het gras.
Ik raak gewend aan het straatbeeld, al mis ik de dagen erna, als het feest voorbij is, de sjtreimel die vervangen is door een gewone zwarte hoed. Ik raak eraan gewend, maar voel me toch ongemakkelijk. Waardoor eigenlijk? Door het sombere zwart? Daar heb ik toch zelf ook in rondgelopen, als seminarist en jonge jezuïet… En werd vroeger het straatbeeld in katholieke steden en dorpen ook niet ‘gekleurd’ door de sombere kleuren van vele religieuzen?
Door de vreemde combinatie van de wat statig aandoende kleding met de gehaastheid te voet, achter de kinderwagen of op de fiets? Ik zie mezelf in het verleden weer in toog op (natuurlijk) een damesfiets rondracen. Een beetje vreemd moet dat er voor de mensen langs de kant wel hebben uitgezien.
Is het misschien het uniforme van de kleding? De uniformen van de militairen op wacht voor de ingang van school en synagoge geven me dat gevoel niet; hun uniform duidt op het werk dat ze doen, hun functie.
Geloof is bijna puur privé geworden, iets voor binnenshuis of in de kerk
Maar de kleding van deze mannen, vrouwen en kinderen duidt niet op een functie, maar op hun geloofsovertuiging. Zoals het hoofddoekje van islamitische vrouwen of een kruisje om de hals… Nee, niet het kruisje op de revers of de priesterboord, die juist wel verwijzen naar de functie van de drager.
In onze hedendaagse westerse maatschappij is het vreemd dat mensen demonstratief met hun geloof te koop lopen. Het geloof is bijna puur privé geworden, iets voor binnenshuis of hooguit in de kerk.
Aan hoofddoekjes ben ik gewend, maar een studente gehuld in een niqaab roept bij mij gevoelens op die me doen denken aan mijn ervaring in Antwerpen. Datzelfde geldt voor een student met een flossige baard, gekleed in een lange jalabiya. Hier verdwijnt de mens bijna letterlijk achter de sluier van zijn of haar geloof.
Misschien is het dit wel, dat me ook in Antwerpen dat ongemakkelijke gevoel bijbracht: dat de mens die je liefst als medemens ziet, schuilgaat achter een religieuze sluier en als mens bijna onbenaderbaar wordt.