Peter van Dael SJ beschrijft hoe Maria in de kerststal in de geschiedenis verschillend wordt weergegeven. Eerst zit ze, dan ligt ze en dan knielt ze. Een reis door de tijd.
De geboorte van Christus is talloze keren weergegeven in de kunst. We zien het kind Jezus, Maria, Jozef, de os en de ezel, de kribbe, de grot of de stal, en de herders. In deze bijdrage beperk ik me tot Maria zoals zij in kerstvoorstellingen tot in de achttiende eeuw werd afgebeeld. Aan de hand van enkele voorbeelden wil ik laten zien hoe zij achtereenvolgens zit, ligt en knielt.
De oudste afbeelding die we kennen is een fresco uit de derde eeuw in de catacombe van Priscilla in Rome (afb. 1). Links van Maria met het kind in haar armen wijst de heidense profeet Bileam naar een ster. Bileam was door de koning van Moab ontboden om het volk Israël te vervloeken. Maar in plaats van een vloek sprak hij een zegen uit: Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël (Num. 24:17).
Op een sarcofaagdeksel uit 300-330 (afb. 2) zit Maria peinzend – de hand tegen de kin – naast de kribbe. Op andere vroegchristelijke sarcofaagreliëfs heeft zij het gelaat afgewend. Soms zien we ook een herder en de magiërs; de os en de ezel ontbreken nooit. Het is een aanduiding van de erkenning van Christus door Joden (de os en de herder) en heidenen (de ezel en de magiërs). Maria is eigenlijk maar een bijfiguur.
In de zesde eeuw ontstaat in Palestina een nieuwe formule: Maria ligt in een grot, met het kind, de os en de ezel. Het is de grot die sinds de vierde eeuw door pelgrims werd bezocht. Maria ligt op een matras, soms met afgewend gelaat, uitgeput van de bevalling. Het beeld van de vermoeide kraamvrouw illustreert het feit dat haar zoon een mensenkind is, geboren is uit een vrouw. Het hier beschreven schema vinden we terug in de Byzantijnse en ook in de Westerse kunst (afb. 3, 4).
Later verandert het matras in een gewoon bed en wordt de voorstelling vermenselijkt. Zo houdt Maria op een paneel uit 1330 van een Rijnlandse meester het kind in haar handen en kijken beiden elkaar aan (afb. 5). Er is dus sprake van contact tussen moeder en kind. Dit is een gevolg van de doorbraak van het menselijk gevoel dat plaatsvond in de twaalfde/dertiende eeuw. Dat is de tijd van de hoofse literatuur, waarin de liefde wordt bezongen, en de tijd waarin de strenge romaanse beeldtaal plaats maakt voor het zachtere humanisme van de gotiek. Het is ook de tijd van een emotionele doorbraak in de spiritualiteit. Voorheen was de aandacht vooral gericht op de goddelijke kant van Christus en waren de incarnatie en zijn kruisdood onderwerpen van geestelijke overdenking, maar sinds de meditaties en preken van Bernardus van Clairvaux (1090-1153) en Franciscus van Assisi (1181-1226) gaat de aandacht uit naar de menselijkheid van Jezus als kind en als lijdende Man van Smarten, beelden waardoor het oog wordt getroffen en het hart geroerd. Dit had zijn weerslag in meditatieboeken en in de kunst.
Een invloedrijk meditatieboek werd rond 1300 geschreven door een onbekende Franciscaan die wordt aangeduid als Pseudo-Bonaventura. In dit geschrift, de Meditaties van het leven van Christus, wordt de levensgeschiedenis van Jezus verteld op zo’n manier dat het gemoed van de lezer wordt aangesproken. De schrijver vult het evangelie aan met details die aangeven hoe het in zijn ogen had kunnen zijn. Zo laat hij Maria vlak voor zij het kind ter wereld bracht, tegen een zuil aanleunen. Jozef legde wat hooi uit de kribbe aan de voeten van Maria en draaide zich om. Toen kwam de Zoon van de eeuwige God uit de schoot van zijn moeder. Het gebeurde geruisloos, zonder letsel, in een ogenblik. Zoals hij was in de schoot van zijn moeder, zo was hij nu buiten haar schoot, op het hooi aan haar voeten… De moeder knielde neer om Hem te aanbidden. De zuil en de knielende Maria vinden we terug op een paneel uit het atelier van Hans Memling (afb. 6).
Op dit paneel zien we bovendien enkele details die teruggaan op het visioen uit 1372 van de Heilige Birgitta van Zweden. Zij schrijft: “Toen ik bij de kribbe van de Heer in Betlehem was, zag ik een heel mooie zwangere maagd. Jozef bracht een brandende kaars en ging naar buiten. Hierop legde de maagd de mantel af welke haar omhulde. Toen verwijderde ze de sluier van haar hoofd en legde die naast zich neer, terwijl ze alleen haar tuniek aan had, met haar prachtige goudkleurige haren verspreid over haar schouders (…) Toen knielde de maagd met grote eerbied neer (…) en onmiddellijk, in een oogwenk, beviel ze van een zoon, van wie zo’n onuitsprekelijk licht uitstraalde dat de zon niet met hem niet te vergelijken was. Ook het licht van de kaars van Jozef werd totaal overstraald. Ik zag dat glorieuze kind naakt en glanzend op de grond liggen (…) Maria en Jozef plaatsten het kind in de kribbe, bogen hun knieën en aanbaden het kind met enorme vreugde.” Het onderkleed, de losse haren (de Zweedse zieneres zag blonde haren!), het blote kindje op de grond en de kaars in de hand van Jozef op het zojuist genoemde paneel gaan terug op het visioen van Birgitta. Een triptiek uit 1475-1500 (afb. 7) laat niet alleen de ongesluierde Maria met haar lange blonde haren, Jozef met zijn kaars en het liggende kindje zien, maar ook de lichtstralen die van het kind uitgaan.
In de zeventiende en achttiende eeuw zien we hoe de knielende Maria de doek waarmee het kind werd warm gehouden, eventjes optilt zodat de herders de pasgeborene kunnen zien (afb. 8). Ook Rembrandt laat Maria het doek optillen zodat het kind voor de nieuwsgierige herders zichtbaar wordt. Maar hij wijkt af van de traditie doordat hij Maria laat zitten in plaats van knielen. Jozef zit op een kruiwagen op zijn kant, de twee dieren zijn koeien. Rembrandt sluit zich soms aan bij de traditie, die hij kent via prenten, maar hij maakt er vooral een eigen verhaal van. Iets dergelijks komt ook voor in de kunst van de laatste twee eeuwen, maar op gewone kerstkaarten en in de gebruikelijke kerststallen wordt de traditie van de knielende Maria voortgezet tot de dag van vandaag.
Herkomst afbeeldingen:
Afbeelding 2: Peter van Dael, overige: Wikimedia Commons.